Nederland moet van het aardgas af, terwijl onze buurlanden juist naar het gas toegaan. Warmtepompen en bodemenergie zijn hier al in de jaren tachtig geïntroduceerd, maar pas nu bestaat de urgentie dat grootschalig te doen. Toch zijn we geen voorloper. “In Zweden zijn warmtepompen in woningen en gebouwen al net zo standaard als bij ons de cv-ketel”, zegt Frank Agterberg, voorzitter van de brancheverenigingen DHPA (Dutch Heat Pump Association) en BodemenergieNL.
“De branche kan voldoende warmtepompen leveren. Of er genoeg vakbekwame handen zijn om ze tijdig te installeren en of het elektriciteitsnet het aan kan zijn nog zorgpunten”
Complexe opgave
De introductie van warmtepompen heeft volgens branchevoorzitter Frank Agterberg een zeer langzame opbouw gekend:
“Aanvankelijk kenden we airco’s voor koeling en werd grondwater gebruikt voor omgevingswarmte-input voor warmtepompen op elektriciteit. Verduurzaming, in eerste instantie minder gas gebruiken voor verwarming en koken, werd pas later een belangrijk overstapargument.” Een warmtepomp zorgt voor verwarming van en warm water in gebouwen door warmte uit de lucht, de bodem, het grond- of oppervlaktewater te halen. Dat gebeurt met behulp van – liefst duurzaam opgewekte – stroom, bijvoorbeeld via zonne- oftewel fotovoltaïsche panelen. Uiteindelijk levert de omgevingswarmte zo’n tachtig procent van de benodigde energie ‘gratis’, de rest is betaalde elektriciteit.
Agterberg spreekt van een verrekt complexe opgave om de transformatie van gas naar vooral warmtepompen volgens de Nederlandse ambitie te laten verlopen:
“De boodschap is helder. Onze branche heeft de techniek en kan laten zien wat zij daarmee kan. Vraag is of het elektriciteitsnet zwaar genoeg is om de transitie op te vangen. Niet alleen in huizen en gebouwen, maar ook voor vervoer is straks veel meer elektriciteit nodig. Via zonnepanelen gaat veel stroom het net op, industriële restwarmte levert ook energie. Om de gewenste toekomstige flexibele energievoorziening te realiseren is echter nog gruwelijk veel werk nodig.”
Polderen
Nederland gebruikt allang geen kolen meer voor verwarming, we zitten op bijna honderd procent gas. Nu kijken we wat beter is. Om duurzaamheidsredenen, maar vooral omdat we van het Groninger aardgas af willen en qua gaslevering niet (te) afhankelijk willen zijn van het buitenland.
“Voor toepassingen waarvoor alternatieven beschikbaar zijn zal de behoefte aan gas vanzelf geleidelijk afnemen. Dat is in woningen en gebouwen evident. Bij de industrie ligt dat anders. De voedingsmiddelenindustrie heeft stoom tot 200°C nodig. Dan voldoet een warmtepomp prima. Bij petrochemische processen waarvoor de temperatuur tegen 1000°C of nóg hoger moet zijn, zoals het kraken van olie naar brandstoffen en het produceren van kunststoffen, is dat niet zo. Daarvoor is nog aardgas nodig of op lange termijn waterstofgas, wat nu nog veel stroom of fossiele energie kost om te maken. Die transitie kan nog even duren, mede doordat we ons hier altijd suf polderen om eerst draagvlak te creëren.”
Tweedeling
Het Warmtepomptrendrapport van september 2018 bevat een toekomstvisie. Nu worden in Nederland jaarlijks zo’n 25.000 warmtepompen geïnstalleerd, tegenover 400.000 hr-gasketels. Of bestaande woningen geschikt zijn hangt af van hun leeftijd en of ze grondgebonden, gestapeld of onderdeel van een collectief zijn. Goede isolatie van de schil en een lage-temperatuurafgiftesysteem zijn vereist.
Warmtepompen worden vooralsnog vooral in nieuwbouw geplaatst, waar het percentageduurzame installaties snel groeit doordat gas niet meer mag. “De vraag is wat het aandeel is van nieuwe warmtenetten, warmtepompen en bijvoorbeeld pelletkachels in bestaande bouw. Ik denk dat het aandeel warmtepompen minimaal 50 procent zal zijn. Van de 200.000 bestaande huizen die we van het kabinet vanaf eind 2021 jaarlijks moeten aanpakken, krijgen er dan 100.000 (plus 30.000 nieuwe woningen) een warmtepomp. Een factor vijf vergeleken met nu.”
Per 1 januari 2020 wordt voor nieuwbouw de energieprestatiecoëfficiënt (ePC) vervangen door nieuwe energieprestatie-eisen voor ‘bijna energieneutrale gebouwen’ (BENG). Hierbij kijkt men onder meer naar de jaarlijkse energiebehoefte van een gebouw in kWh/m² gebruiksoppervlakte. Dit sluit aan op de rekenmethodiek PHPP ((Passief Huis Projecterings Pakket), die al enige tijd in gebruik is voor passief bouwen (waarbij sprake is van optimale reducering van warmteverliezen). “Er is nog discussie over de norm. De voorgestelde is láger dan de nu geldende, wat toch niet de bedoeling kan zijn!”
Utiliteit
Utiliteit is een ander verhaal. “Het probleem zit niet zozeer in gebouwen waar veel mensen samen zijn of werken, de grote utiliteit. Daar hebben warmtepompen een uitstekende marktpositie en -businesscase. De aandacht moet gericht zijn op een groot tussensegment, dat goed is voor negentig procent van het totale utilitaire vloeroppervlak en waar men sowieso niet bewust actief bezig is met aanpassing van het verwarmings- en koelingssysteem.”
“De komende informatieverplichting energiebesparing is hopelijk de stok achter de deur waardoor eigenaren van die gebouwen ook naar ons toekomen. Het gaat in dit utiliteitssegment vooral om bestaande bouw, waardoor vervanging inpasbaar moet zijn in natuurlijke renovatie- en hernieuwbouwmomenten. Door de veelal commerciële exploitatie is dat een best complexe opgave door ‘split incentives’. Dat geldt ook voor de grote utiliteit, waar het oude er uitgaat en alles opnieuw wordt opgezet. Men kiest vaak voor een warmtepomp(systeem). Station Utrecht Centraal is bijvoorbeeld helemaal op de schop gegaan en voorzien van veel zonnepanelen in combinatie met een warmte-koudeopslaginstallatie (wko), oftewel een (grote) bodemgekoppelde warmtepomp die klimaatbeheersing in het station en de kantoor- en winkelcomplexen mogelijk maakt.“
Discussie
Het lijkt volgens Agterberg vaak alsof de discussie vooral gaat over verduurzaming van het klimaat- en verwarmingssysteem. Vastgoedexploitanten denken eerst aan de prijs per m². Ze moeten daarnaast rekening houden met de wensen van hun klanten, huurders van hun complexen die vragen om meer duurzaamheid. Zeker als dat onderdeel is van hun reputatie.
“Langs de Amsterdamse Zuidas staan veel gebouwen waarop dat van toepassing is. Het uiteindelijke resultaat hangt af van de gebruiksfunctie. De vastgoedsector zelf vraagt nog niet vaak om informatie, maar adviesbedrijven zoeken exploitanten in de vastgoedbranche proactief op met een totaalpropositie. Daarna kunnen ze samen op basis daarvan een concept uitwerken, waarvan ook financiering en exploitatie deel uitmaken. Duidelijk is dan dat ze ermee rekening moeten houden dat zeker grote warmtepompsystemen hun waarde pas na één of zelfs een paar jaar bewijzen. Eerst dan blijkt wat het rendement van seizoensopslag is.”
Agterberg waarschuwt voor het bouwen van te goedkope systemen, zowel in de utiliteit als de woningbouw:
“Daar zeggen mensen dat hun elektriciteitsrekening de pan uitrijst. Dat komt doordat de warmtepomp te weinig warmte uit de omgeving haalt en te veel stroom moet gebruiken om het huis toch warm te krijgen. De apparaten zijn per definitie goed, maar vergen een deskundig adviseur en/of installateur opdat meer investeren zich uitbetaalt in meer energie- en financieel rendement. Vrijwel iedereen heeft inmiddels van warmtepompen gehoord. Twee jaar geleden dachten veel mensen nog dat het om waterpompen ging.”
Bijscholing
De branche kan alle warmtepompen leveren die nodig zijn, alleen de installatiecapaciteit is een probleem. UNETO-VNI/Techniek NL maakt zich terecht druk om het gebrek aan ‘slimme handen’. Er moeten meer en andere monteurs komen. De cv-monteurs zullen straks warmtepompen moeten installeren. Dat vraagt om bijscholing.
“Alle duurzame warmtebranches, UNETO-VNI en het ministerie van Economische Zaken hebben daartoe een ‘green deal’ gesloten. Er zijn zeven locaties bijgekomen voor de opleiding van warmtepompmonteurs, dat betekent 6.000 extra monteurs in drie jaar tijd. De bedrijven, onze leden, doen zelf nóg veel meer. Zij leiden zelf ook mensen op”, aldus Agterberg.
Dat soort maatregelen is nodig. De opgave is groot. Het gaat om een behoorlijk spectrum aan verschillende gebouwen: 7,8 miljoen woningen en 1 miljoen niet-woningen. Beide categorieën hebben ongeveer hetzelfde vloeroppervlak, maar we vergeten soms de utiliteit.
“We praten meestal over woningen, omdat dit aan ons burgers appelleert. Daarop zijn ook de scenario’s gebaseerd. In 2050 moet alles energieneutraal zijn. Als tussenstop moeten CO₂-emissies in 2030 zijn gehalveerd. Dat betekent nogal wat, zeker wanneer je de randvoorwaarden meeneemt: betaalbaarheid voor burgers en het zoeken van natuurlijke vervangingsmomenten voor de utiliteit. Dan is elf jaar tot 2030 niet lang om zoveel verduurzaming te bereiken. Zeker als het gaat om bestaande bouw. Hele oude panden in binnensteden komen dan in mijn ogen het laatst aan de beurt. Dus laten we beginnen met relatief nieuwe gebouwen; overigens is het wel zo dat er mooie voorbeelden zijn van middeleeuwse panden die volledig gerenoveerd zijn, met lage-temperatuurverwarmingssystemen met warmtepompen!”
Lage-temperatuurnetten
Lage-temperatuurnetten met thermische opslag. Frank Agterberg is enthousiast. “Wat is mooier dan zomerwarmte opvangen, in het grondwater opslaan en ‘s winters gebruiken voor een groot gebouw of wijk? Daar waar zo’n net al ligt is de omslag relatief makkelijk. Zo niet is de vraag een warmtedistributiesysteem aanleggen of kiezen voor individuele oplossingen. Dichte bebouwing leent zich voor een warmtenet. Zelfs in bestaande wijken en dan gaat het ook om energie-uitwisseling.”
“Neem een datacentrum dat veel warmte over heeft. Ernaast staat een verzorgingshuis, waar het binnen liefst altijd 24°C moet zijn. Op bedrijventerreinen heeft het ene bedrijf vaak warmte over, terwijl het andere dat goed kan gebruiken. Waarom wegkoelen of het oppervlaktewater inblazen wanneer je die behoeften aan elkaar kunt knopen? Dan praat je over synergie. De Hortus Botanicus in Amsterdam heeft warmte nodig, de nabije kunstgalerij Hermitage heeft te veel. Inmiddels lopen een warmte- en een koudebuis over een afstand van 400 meter langs de grachten om warmte en koude tussen beide uit te wisselen. Dat gebeurt steeds vaker.”
Om Nederland te verduurzamen kunnen we een kaart maken waarop te zien is wie wat waar over of juist tekort heeft. Er is een maar:
“Bepaalde marktsegmenten zitten er niet op te wachten. Zonder gas moet veel anders en niet iedere kok wil bijvoorbeeld elektrisch koken. Ook thuis zien mensen de terugkeer van de (nu elektrische) boiler met groot warmwatervoorraadvat soms niet zitten. Vooral in bestaande huizen kan dat qua ruimte een probleem zijn. De warmtepompleveranciers komen daarom met oplossingen en totaalconcepten, zoals een zuil tegen het huis waarin de pomp en het voorraadvat geplaatst worden zonder dat iemand er binnen last van heeft. Daar ontstaat ruimte, de energierekening gaat omlaag en vaak lelijke radiatoren verdwijnen. Dat nemen we mee.”
Beleid is eigenaren van bestaande woningen niet te dwingen, maar te verleiden. Bij nieuwbouw is het een ander verhaal. Daar bestaat de keuze voor een gasketel niet meer.”
Voor 2021
“Gemeenten zijn verplicht voor 2021 bekend te maken wanneer welke wijk van het aardgas afgaat. Als de gemeente een wijk aanwijst en alternatieven aanbiedt kan zij proberen eigenaren toch een beetje te dwingen mee te doen. Vanuit maatschappelijk perspectief terecht, maar ongetwijfeld ontstaan discussies met mensen die hun gasleiding willen houden. Die zullen wijzen op de regel dat mensen niet mogen worden gedwongen economisch onaantrekkelijke opties te accepteren. Het relatief duurder maken van minder duurzame varianten zou een oplossing zijn hen over de streep te trekken.”
“Als Nederlandse Vereniging Duurzame Energie zijn we daarom voor het verhogen van de energiebelasting op gas en die op elektriciteit te verlagen, hand in hand met het verduurzamen van elektriciteitsproductie, natuurlijk. Het kabinet vindt dat inmiddels een goed idee.”
Frank Agterberg, voorzitter van de brancheverenigingen Dutch Heat Pump Association (DHPA) en BodemenergieNL