In de periode 1996 tot en met 2015 kwamen de meeste woon-, bedrijven- en verkeersterreinen erbij in Zuid-Holland. De bebouwde ruimte nam in deze periode toe van 20,4 naar 23,4 procent van het oppervlak van de provincie. Dat meldt het CBS op basis van cijfers over het bodemgebruik per provincie.
Ondanks de oprukkende bebouwing hebben de provincies overwegend een landelijk karakter
De regievoering over de ruimtelijke ontwikkeling is een van de zeven kerntaken van de provincie. De provincie geeft in overleg met betrokken gemeenten bijvoorbeeld aan welk deel van de ruimte gebruikt kan worden voor woningbouw of de aanleg van bedrijfsterreinen. Ook bepaalt de provincie welke gebieden bestemd zijn voor de natuur of voor recreatie. In dit nieuwsbericht staat de inrichting van de ruimte centraal, voor zover die beïnvloed wordt door het provinciaal bestuur.
Provincies verschillen sterk qua oppervlakte en aandeel bebouwde ruimte, zoals woonterrein, bedrijventerrein en wegen. Zo zijn Gelderland en Noord-Brabant ruim drie keer zo groot als Utrecht en Flevoland. Het percentage bebouwing was in Zuid-Holland ruim drie keer zo hoog als in Friesland.
Groeispurt Utrecht en Flevoland
De stijging van de Zuid-Hollandse bebouwde ruimte van 3 procentpunt zit vooral in de aanleg van woon- en werkterrein. Andere provincies die een groeispurt maakten, waren Utrecht (2,2 procentpunt) en Flevoland (2,0 procentpunt). Veel kleiner was de groei in Friesland en Drenthe (beide 1,0 procentpunt), provincies die al een relatief klein aandeel bebouwd terrein hadden.
Vinex-wijken
Met name in Zuid-Holland, Utrecht, Noord-Holland en Noord-Brabant hangt de groei samen met de komst van zogeheten Vinex-wijken, tussen 1995 en 2005. In deze stedelijke uitbreidingsgebieden werden op grote schaal woningen, werklocaties en voorzieningen gerealiseerd. In andere provincies neemt de ruimte voor woon- en werkgebieden ook toe, meestal evenredig.
Zuid-Holland heeft van alle provincies de meeste inwoners per vierkante kilometer. In 2015 waren dat ruim 1 200 personen. In het algemeen gaat een hoger percentage bebouwde ruimte gepaard met een hogere bevolkingsdichtheid.
Toename woonterrein en bevolkingsgroei
Tussen 1996 en 2015 is de bevolking in vrijwel alle provincies gegroeid. De bevolking groeide vooral in de suburbane gemeenten. Er kwam vooral meer laagbouw. Alleen in Limburg nam de bevolking af, met bijna 16 duizend. Vanaf 2003 is hier sprake van bevolkingskrimp.
In de meeste provincies steeg de groei van woonterrein boven de bevolkingsgroei uit. In deze provincies bevonden zich aan het einde van de periode dus minder mensen per hectare woonruimte dan aan het begin. Dit hoeft niet per se te betekenen dat de bewoners nu ruimer behuisd zijn dan twee decennia geleden. Er kunnen bijvoorbeeld relatief minder mensen wonen in (hoge) flats.
Aandeel agrarisch terrein loopt terug
Veel nieuwe bebouwing gaat ten koste van landbouw. In Zuid-Holland liep het aandeel landbouwgrond terug met 5,5 procentpunt. De afname van het aandeel was het grootst van alle provincies. In Zuid-Holland verdween 14,6 duizend hectare agrarisch terrein.
Tegelijkertijd kwam er bijna 9 duizend hectare bebouwde ruimte bij. In Noord-Brabant kreeg het grootste areaal agrarisch terrein een nieuwe bestemming: ruim 18 duizend hectare. Overigens komt verdwenen landbouwgrond niet altijd ten goede van bebouwde ruimte. Soms wordt deze omgezet in bos of natuurlijk terrein.
Landelijk karakter overheerst nog
Ondanks de oprukkende bebouwing hebben de provincies overwegend een landelijk karakter. In 2015 was in alle provincies ten minste 58 procent van het oppervlak in gebruik voor landbouw, bos en open natuurlijk terrein.
Niettemin verschilt het ruimtegebruik sterk per provincie. Zo was in Gelderland met de Veluwe het aandeel bos en natuur bijna vier keer zo groot als in Groningen. Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht zijn duidelijk meer gericht op wonen en werken.
In Zuid-Holland was het percentage woonterrein en werkterrein respectievelijk ruim drie en ruim vier keer zo groot als in Friesland. Binnenwateren komen vooral voor in Friesland en Noord- en Zuid-Holland.