Het Nationaal Militair Museum in Soesterberg is alweer anderhalf jaar open. Het museum is een succes, de bezoekersaantallen overtreffen de stoutste verwachtingen. Het open ‘a-museale’ ontwerp kent een prachtige wisselwerking met de landelijke omgeving. Automatisering heeft geresulteerd in efficiënt energieverbruik én goede conservering van de waardevolle collectie.
Conserveren met efficiënt binnenklimaat
Het Nationaal Militair Museum kan gerust uniek in zijn soort genoemd worden. ‘Een atypisch museumgebouw’, volgens collectiemanager Arco Seton. Door compleet glazen gevels zijn de gevechtsvliegtuigen, tanks, kanonnen en militaire voertuigen al van buiten zichtbaar. En dat terwijl veel musea gesloten, donkere gebouwen zijn, om aantasting van de collectie door een overschot aan daglicht te voorkomen. Toch is er gekozen om het NMM een ‘open’ ontwerp te geven. Reden daarvoor is de fantastische omgeving, die door het vele glas een wisselwerking aangaat met het gebouw. Het NMM ligt aan de rand van de voormalige vliegbasis Soesterberg. Na sluiting van de vliegbasis in 2010 is het terrein een vrij toegankelijk natuurlandschap is geworden, waarbij de historische landingsbaan en aanvoerwegen zijn bewaard. De landingsbaan loopt pal voor het museum langs. Door de glazen gevel ziet de bezoeker de militaire voertuigen met op de achtergrond de landingsbaan. Een knap staaltje ruimtelijke architectuur. Collectiemanager Seton is in zijn nopjes. Het is een enorm gebouw, maar dat valt helemaal niet op, mede door de ligging tegen een heuvel. Het museum is perfect neergezet in de omgeving.
Balans tussen bezoeker en museumstuk
Kenmerkend voor elk museum is dat het moet balanceren tussen een optimale omgeving voor bezoekers en een optimale omgeving voor de museumstukken. Dat wil nog wel eens botsen. Het vele glas in de gevel gaf uitdagingen om de collectie op goede wijze te conserveren. Daglicht en temperatuursextremen doen de collectie geen goed. ‘Donker en zuurstofvrij is voor de stukken het beste”, zo legt Seton uit. Vandaar dat hij het glazen ontwerp ‘a-museaal’ noemt. Te veel lichtval. En daarbij, de glazen wanden laten zowel koude als warmte van buiten door. De meest kwetsbare museumstukken zijn in een afgeschermde ruimte in het centrum van het gebouw geplaatst. Daar is het donker, zoals men in een museum gewend is. De grote topstukken, van 19e-eeuwse kanonnen, Fokkervliegtuigen, tanks uit de Tweede Wereldoorlog, tot moderne straaljagers, zijn daar omheen geplaatst in een museale oase van licht en ruimte. Dat had echter nog wat voeten in de aarde. Er werkten namelijk twee architecten aan het NMM, een hoofdarchitect en een architect voor binneninrichting, waaronder de opstelling van de museumstukken. De hoofdarchitect was er veel aan gelegen om het gebouw zo mooi mogelijk te integreren met de historische plek en bedacht de glazen gevel. De architect voor de expositieruimten wilde de objecten zo mooi mogelijk opstellen. Het museum zelf wilde niet dat de stukken te veel blootgesteld werden aan de licht- en temperatuurinvloeden van buitenaf. Het open ontwerp is er uiteindelijk gekomen, terwijl ook nog eens aan de opgestelde conserverings-eisen is voldaan. De oplossing lag in het aanbrengen van een robuust systeem aan meet- en regeltechniek om het klimaat in het museum te beheersen. (zie kader onderaan)
“Het open ontwerp is er uiteindelijk gekomen, terwijl ook nog eens aan de opgestelde conserverings-eisen is voldaan.”
Voordelen van DBFMO
Zo kan de luchtvochtigheid en temperatuur in de verschillende ruimten van het museum tot achter de komma gemeten en aangestuurd worden. Ook wanneer de zon flink schijnt, of wanneer het buiten vriest, is het juiste binnenklimaat per museumstuk gewaarborgd. Ook dat was echter geen simpele optelsom. Ik dacht, we hangen overal thermostaatjes op en het is opgelost. Maar daar bleek de architect anders over te denken, zo verklaart Paul Caspers. Hij is namens Quintess verantwoordelijk voor de juiste werking van de gebouwautomatisering. Het vergde veel organisatie en communicatie van de kant van aannemer Heijmans, om de verschillende partijen, met elk een eigen invalshoek, tot overeenstemming te brengen. Daarbij was het voordeel dat Heijmans zelf de partijen had uitgezocht en kon aansturen, aangezien er sprake is van een DBFMO-constructie (Design, Build, Finance, Maintain & Operate). Zoals de term al zegt komt het hele proces, van ontwerp tot onderhoud, op conto van de aannemer. Het Nationaal Militair Museum is daarbij het eerste en enige museum in Nederland dat via een Publiek-Private Samenwerking (PPS) tot stand is gekomen. Dat komt doordat het museum is ontstaan uit een fusie tussen het voormalig Legermuseum in Delft, en het Luchtmachtmuseum in Soesterberg. De beide collecties zijn eigendom van het Rijk. Vandaar dat het Rijksvastgoedbedrijf over de schouder meekijkt. Een reuzenproject voor de aannemer, die meer verantwoordelijkheid, maar ook meer vrijheid heeft dan bij een ‘normaal’ bouwproject. Vrijheid in het ontwerp en de uitvoering, maar verantwoordelijkheid voor het onderhoud, beheer en de kosten van het gebouw voor de komende 25 jaar. Dat heeft verschillende voordelen. Doordat de aannemer zelf gas, water en elektra betaalt, zal deze goed kijken naar efficiënte en economische oplossingen. Daarbij wordt voorkomen dat er in de ontwerpfase voor goedkope opties worden gekozen, die op de lange termijn voor problemen zorgen, waardoor men achteraf duurder uit is.
Juiste klimaat per museumstuk
Een voordeel van DBFMO voor automatisering zit in het feit dat installatie, afstelling en onderhoud binnen hetzelfde bedrijf gedaan kan worden. Een regelinstallatie, zeker een klimaatregeling, kan pas geperfectioneerd worden nadat een vol jaar gedraaid is. Ook in het geval van het NMM is de afstelling een jaar na dato volledig gecontroleerd en optimaal ingesteld.
Het was een belangrijke eis dat de museumstukken goed geconserveerd zouden worden. Per museumstuk werden voorwaarden voor temperatuur, luchtvochtigheid en blootstelling aan licht opgesteld. ‘Dat moest echt per object, want het maakt nogal uit of je een vliegtuig ophangt of een oud harnas’, aldus Arco Seton. Tijdens een overlegfase van een jaar werden door Heijmans en het museum twee enorme boekwerken geschreven. Eén met het volledige gebouwontwerp en één met de oplossingen voor juiste conservering per museumstuk.
‘Een hele puzzel’, zo zegt Tinus Egelmeers, projectleider meet- en regeltechniek namens Heijmans. ‘De regelaars in de hal zijn afgestemd op de stralingstemperatuur van buitenaf. Zo reageert de klimaatregeling op de normale temperatuur én de zonnestraling. Via metingen kunnen we de temperatuur in het gebouw optimaal krijgen. Door luchtbehandeling kunnen we fluctuaties binnen het gebouw opheffen. Dat is nodig omdat de zon aan één kant langs het gebouw gaat.’ Verder wordt de invloed van zonlicht beperkt door een grote luifel aan de zonkant. Het glas is bovendien voorzien van een folie met uv-filter.
“Het vergde flink wat overleg om tot de juiste oplossingen te komen. De automatiseerder kijkt naar ‘zijn’ techniek en de architect naar ‘zijn’ gebouw.”
Lange ontwerpfase werpt vruchten af
Egelmeers beaamt dat goede communicatie cruciaal was. ‘Het vergde flink wat overleg om tot de juiste oplossingen te komen. De automatiseerder kijkt naar ‘zijn’ techniek en de architect naar ‘zijn’ gebouw.’ Anderhalf jaar na opening van het museum kan geconcludeerd worden dat het uitgebreide overleg tijdens de ontwerpfase haar vruchten heeft afgeworpen. Het eerste jaar waren er twee keer zo veel bezoekers als verwacht. Seton: ‘Voor ons geweldig dat er zoveel mensen waren, maar de rekenmodellen konden de prullenbak in. Daarbij, twee keer zoveel bezoekers betekent ook dat de collectie meer gevaar loopt. Over het algemeen gaat het goed, maar je maakt wat mee af en toe. Ouders die hun kind op een paard in een opstelling zetten dat vervolgens omvalt. Mensen die tegen een propeller van een vliegtuig lopen. Jongeren die met een pet van een uniformopstelling selfies maken. Veteranen die in een voertuig stappen waar ze vroeger in hebben gereden. Aan de klimaatregeling zal het in ieder geval niet liggen.’