Automatisering hand in hand met historische waarde
Een Hogeschool in een Rijksmonument is mooi, maar wat als het energieverbruik en comfortniveau in het gebouw niet meer van deze tijd zijn, en wetgeving en structuur van het pand een simpele oplossing in de weg staan? Dan is een dosis ervaring en creativiteit vereist om een succesvolle renovatie tot stand te brengen. Het voormalig kantoor van Unilever, stammend uit de jaren dertig, is echter weer klaar voor de toekomst. Automatisering van de klimaatinstallatie bleek een uitkomst, terwijl tussen neus en lippen ook de monumentale waarde van het monument werd opgepoetst.
Verhogen van comfort en verlagen van het energieverbruik. Dat was de opgave die projectmanager van de Hogeschool Rotterdam Rob Thijssen voor de kiezen kreeg in het geval van de locatie aan het Museumpark, hartje Rotterdam. Met een gevel zo lek als een mandje, maar bovendien een Rijksmonument, met alle eisen en voorschriften van dien. Een nieuwe luchtbehandelingsinstallatie was een eerste vereiste, om studenten letterlijk voldoende lucht te geven, maar ook om het gebouw beter te verwarmen en te koelen, wanneer nodig. Vanwege de historische waarde mocht zo’n installatie echter niet op het dak worden geplaatst. Op voorhand dus een ingewikkelde klus. Maar bouwpartijen met ervaring met renovatie weten welk motto gehanteerd moet worden: van de nood een deugd maken, elk nadeel heeft zijn voordeel. Ontwerpen en oplossen vanuit mogelijkheden, mogelijkheden zien in onmogelijkheden.
Dat is volgens de betrokkenen dan ook de sleutel tot succes geweest. Er is flink ingezet op reductie van de energiekosten, maar en passant kreeg ook de monumentale waarde van het pand een injectie. Zoals gezegd was een comfortabele en duurzame energieregeling de reden voor start van het renovatieproject. Rob Thijssen vertelt hoe het met de gevel was gesteld: “Als het binnen 21 graden was en buiten was het onder nul, en je zat aan de kant van de gevel, was je lichaam na een uur aan de ene kant 18 graden en aan de andere kant 21 graden. Studenten móésten wel kouklachten krijgen.” In de zomer konden de binnentemperaturen oplopen tot dertig graden op de bovenste verdiepingen. Stap één was dan ook de vernieuwing en isolering van het dak en de gevels. Daarvoor werden goed isolerend glas en nieuwe kozijnen aangebracht. De spil in het project was echter de aanbreng van een functionerend luchtbehandelingsinstallatiesysteem. De grote vraag was waar en hoe dit systeem zodanig kon worden ingebracht, dat geen schade aan het monument zou ontstaan.
Alleen al vanwege het feit dat het gebouw in het centrum van Rotterdam staat en de oorlog heeft overleefd, maakt dat sprake is van een historisch pand. Als voormalig kantoor van Unilever is het gebouw begin jaren dertig in gebruik genomen. Rijksmonumenten.nl leert meer: “Tussen 1930 en 1931 gebouwd voormalig Unilever kantoor in zakelijk-expressionistische trant, van algemeen belang wegens architectuur- en cultuurhistorische waarde. Verder is het gebouw met zijn markante toren en prominente situering in het hart van y-vormige vertakking van straten in het vroegere Land van Hoboken van stedenbouwkundig belang.” Het gebouw is in de loop der tijd twee keer onderhanden genomen. Eerst in de jaren zestig en later, toen het door de Hogeschool in gebruik werd genomen, in de jaren negentig. Met name bij die laatste verbouwing is een belangrijk deel van het interieur gesneuveld. Het gebouw was destijds nog geen monument. Maar daarover later meer.
Het is een eufemisme dat ambities op het niveau van duurzaamheid, automatisering en monumentale waarden in een gebouw niet altijd gelijk op kunnen gaan. Dit was echter wel de ambitie van de Hogeschool en de speciale situatie deed hen besluiten om de aanbesteding iets anders op te zetten dan normaal. Normaliter ligt de bal in het begin bij de architect, maar de essentie van de uitdaging was een technische oplossing voor de juiste toepassing van luchtbehandeling en comfortverbetering in een monument. Daarom is vanaf het begin de adviseur techniek, DWA, leidend gemaakt in het proces. Bijzonder is dat het definitief ontwerp, DO in vaktermen, dus niet is uitgewerkt op bestek, maar gedurende het bouwproces door DWA als controlerende adviseur is gemonitord.
Vanuit bepaalde uitgangspunten in het DO werd feitelijk tijdens het bouwproces, ontdekkend gezocht naar de mogelijkheden, oplossingen, die het pand kon bieden. Dat proces is uiteindelijk twee jaar lang vlekkeloos verlopen, aldus de betrokkenen. DWA vond in Wessel de Jong een architect met ervaring met renovatie van monumenten. Na de keuze voor Sonneveld als constructeur, kon begonnen worden met realisatie van de wens van de Hogeschool: een gigantische aanvoer en afzuiginstallatie van de kelder naar het dak.
De kelder bleek uiteindelijk de beste positie voor de grote luchtbehandelingsinstallatie, die het hele pand van warmte en zuivere lucht moest voorzien. Dat had echter wat voeten in de aarde. Thijssen: “We hebben mansgrote gaten in de vloeren van alle verdiepingen moeten maken. Je kunt op het dak in de luchtbehandeling springen en je komt in de kelder uit. De uiteindelijke kast die in de kelder is geplaatst komt uit Duitsland. Daar is hij helemaal opgebouwd, even getest, en vervolgens helemaal uit elkaar gehaald, in segmentjes van twee bij twee meter het pand ingedragen en volledig opnieuw opgebouwd. We hadden geen grotere opening dan een deuropening om de installatie naar binnen te krijgen.” “Dat betekent dat je uitgebreider moet testen dan normaal”, vult Theo Klok, adviseur van DWA, aan. In de kelder zelf was het nodige hak- en breekwerk nodig om de luchtbehandelingskast van 20 meter lang, tien breed en drie hoog, te installeren. Het hele warmtesysteem ging dus op de schop. De oorspronkelijke installatie blies de gangen van het pand vol met warme lucht, die vervolgens de afzonderlijke ruimtes en lokalen instroomde. De lucht waar men in werkte was feitelijk al in de gang gebruikt. In het nieuwe systeem heeft elke ruimte zijn eigen warmte- en koelsysteem, waarna via de gangen de lucht wordt afgezogen. Daardoor is een veel specifiekere, effectievere en zuinigere omgang met warmte-energie bereikt. Dit alles is toegepast met geautomatiseerde volumeregelboxen. De boxen meten de temperatuur, maar ook het CO2-niveau en gaan op basis daarvan dicht of open, zodat er altijd voldoende, maar nooit te veel verse ventilatielucht in de lokalen is. Om de prestaties ook in de praktijk te kunnen toetsen, is de online tool MonaVisa geïmplementeerd in de laagbouw. Daarmee worden de prestaties van de installaties, het energieverbruik en het comfort real time in de gaten gehouden.
Het buizenstelsel, voor de luchttoevoer naar de aparte ruimten, kon niet in het gebouw verstopt worden. Rob Thijssen: “Men bouwde in het verleden, 1932, erg hoge verdiepingen, wel 3,30 meter hoog. We hadden eventueel verlaagde plafonds kunnen aanbrengen en daarin het buizenstelsel kunnen verstoppen. Maar ook dat had afbreuk gedaan aan het karakteristieke van het monument.” Daarom is gekozen voor een architectonische oplossing, met een duidelijk onderscheid tussen oud en nieuw, tussen het monument en de functionaliteit van de techniek. Zowel Klok als Thijssen benadrukken dat dat nieuwe er wel erg strak uit is gaan zien. Klok: “De stelregel was: óf je moet het niet zien, óf het moet er goed uitzien. De metalen kanalen voor de luchttoevoer zijn geïsoleerd, ook vanwege koeling. Daaromheen zijn schalen aangebracht waarin je je spiegelbeeld kunt zien. Die buizen lopen van voor naar achter in het centrum van de gang, je kunt er niet omheen.” Thijssen haakt aan, “Als je het niet kunt wegmoffelen, laat dan maar zien wat je aan techniek inbrengt. Maar zorg ervoor dat het er strak uitziet. Hetzelfde kan gezegd worden over de toepassing van volumeregelboxen. Dan zie je het mooie van een DO met elkaar tijdens het proces tot uitvoering brengen. Deze oplossingen zijn stapsgewijs bedacht en ontwikkeld.” Naast de nieuwe klimaatinstallatie zijn ook de gevels, vloerbedekking, verlichting en dergelijke gerenoveerd. Omdat het pand al twee verbouwingen had ondergaan voordat het als Rijksmonument werd aangewezen, is een belangrijk deel van het oorspronkelijke interieur verloren gegaan. Ook hier was op voorhand niets definitief vastgelegd, maar bleef, in figuurlijke zin, steeds de dialoog gaande tussen het gebouw en haar renoveerders.
Tijdens het proces van renovatie werd steeds gekeken naar mogelijkheden om eventueel oude onderdelen van het gebouw in ere te herstellen, al dan niet ingegeven door wet- en regelgeving. Zo zijn de tegeltjes achter de radiatoren, die sinds jaar en dag waren overgeschilderd, teruggebracht naar de oude staat. De radiatoren zelf zijn vervangen, maar wel door ledenradiatoren zoals die er anno 1932 uitzagen. In de jaren zeventig is een oorspronkelijke stalen gevel vervangen door een metalen gevel, die destijds werd vastgekit met asbest. “We wilden vervangen om te voldoen aan de vereiste comfortklasse. Daarover hebben we een ellenlange discussie met welstand gehad. De nieuwe gevel moest volgens hen recht doen aan het pand uit 1932. Maar in die oorspronkelijke gevel had elk compartiment twaalf kleine raampjes. Leg dat maar eens aan de glazenwasser uit.” Na goed overleg werd overgegaan tot het aanbrengen van zes raampjes per compartiment.
Het gebouw is in vier fasen gerenoveerd, omdat het gebouw als school in gebruik bleef en omdat er sprake was van asbestsanering. Het gebouw werd opgedeeld in vier delen. Na fase 1 waren alle kinderziektes bekend en konden de andere drie delen makkelijk en snel worden aangepakt. Niet alleen in de technische kant van de organisatie, maar ook wat betreft de planmatige, organisatorische kant van het project, werd van de nood dus een deugd gemaakt. Zowel Klok als Thijssen zijn uiteindelijk erg trots op het resultaat. Gevraagd of er nog concessies gedaan moesten worden, naar aanleiding van de monumentenwet of regelgeving, blijkt wel met welke instelling dit resultaat is bereikt. Klok : “Ik denk dat we juist een kracht hebben gemaakt van alles wat we niet konden en wat we juist wél konden. Het is een grote puzzel geweest. Leuk om op die manier resultaten te bereiken.”
Het beheer van de software van het hele pand wordt gefaciliteerd door Regel Partners, die dit voor negen locaties van de Hogeschool doet. Waar per locatie verschillende partijen aan de slag gaan met regeltechniek en bijbehorende software, wordt door Regel Partners alle software gecontroleerd en zonodig aangepast op structuur, zodat de Hogeschool een eenduidig softwaresysteem heeft. ‘Zo voorkom je dat allerlei verschillende soorten software door elkaar heen gaan lopen en het voor de beheerders en gebruikers van de Hogeschool een onoverzichtelijke brei wordt’, legt Dennis Deijs, accountmanager service van Regel Partners, uit. De software wordt op afstand bewaakt en ondersteund, voor alle negen panden.
De afronding van de renovatie aan het Museumpark gaat gepaard met de start van een interessante nieuwe toepassing. De verwarming en koeling van lokalen in de Hogeschool wordt afgestemd op weersvoorspellingen, doorgekregen via een meteodienst. “Vanuit de Hogeschool was de vraag of we nog energie konden besparen, of we nog een leuke feature wisten. Voor C&A hebben we twee pilotprojecten met deze ‘meteomodule’ uitgerold. Twee locaties werden een jaar lang gemonitord. Daarna werd de meteomodule geïmplementeerd en is nog een jaar gemonitord. Vervolgens hebben we gekeken naar de besparing. Dat bleek zeven procent te zijn. Dat zit hem hoogstwaarschijnlijk in het vroegtijdig afschakelen van verwarming.
Zo’n winkel heeft een grote interne warmtelast. Als je om zes uur sluit kun je bijvoorbeeld om half zes stoppen met verwarmen. Als je op basis van de meteogegevens de buitentemperatuur en de weersverwachting steeds doorkrijgt, kun je dat variabel maken: vandaag is het warmer, dus we stoppen niet om half zes, maar om vijf of vier uur met verwarmen. Daarbij moet men natuurlijk wel de CO2 in de gaten blijven houden.