Warmteverlies berekenen voor utiliteitsgebouwen

Warmteverliezen utiliteitsgebouwen berekenen

ISSO 53 bevat de meest actuele kennis voor berekening van warmteverliezen en is bedoeld voor zowel installatie ontwerpers als adviseurs. Voor hen die zowel het vermogen van de warmteopwekker als het vermogen per ruimte in utiliteitsgebouwen moeten bepalen.

“De informatie rond warmteverliezen is noodzakelijk bij nieuwbouw. renovatie of vervanging van de verwarmingsinstallatie”

De publicatie kent een vernieuwde berekeningsmethode van warmteverliezen voor het per vertrek te installeren verwarmingsvermogen. Ook behandelt het de te leveren verwarmingsvermogen voor een utiliteitsgebouw. Daarnaast ook de bijdrage aan een collectieve warmteopwekker.

In de nieuwe uitgave zijn de verschillende vormen van warmteverliezen opgedeeld. In de eerste categorie vallen onder meer de transmissie- en infiltratieverliezen. In de tweede categorie vallen de niet altijd of niet altijd gelijktijdig optredende verliezen. Bepaalde opwarmtoeslagen, ventilatieverliezen of verliezen naar aangrenzende gebouwen vallen daaronder.

Verschillende warmteverliezen

Het vermogen dat je minimaal in een gebouw moet installeren, is opgebouwd uit een aantal warmteverliezen die altijd optreden. Daarnaast een aantal warmteverliezen die kunnen optreden en niet altijd gelijktijdig.

Basiswarmteverliezen die altijd optreden (Φbasis) zijn warmteverliezen naar:
– De buitenlucht, aangrenzende verwarmde en onverwarmde ruimten, de grond. Daarnaast zijn er ook infiltratieverliezen en warmtewinsten.

Warmteverliezen die niet altijd of niet altijd gelijktijdig optreden (Φextra) zijn:
Door buitenluchttoetreding door ventilatie, naar aangrenzende panden en toeslag ten behoeve van bedrijfsbeperking.

Noodzaak door toename isolatiewaardes

“Dat de warmteverliesberekening dringend aan een aanpassing toe was, had meerdere oorzaken. De voorgeschreven isolatiewaardes zijn fors toegenomen. Ook kregen we de terugkoppeling vanuit de praktijk dat het wel wat minder kan met de toeslagen die ontwerpers bij de berekeningen moesten hanteren. Er werd opgemerkt dat overdimensionering in de praktijk vaker voorkwam”, vertelt Jos de Leeuw, van ISSO.

LTV en warmtepompen

Volgens De Leeuw komt die extra aandacht voor overdimensionering, en de roep om dat tegen te gaan, vooral voort uit het toepassen van lagetemperatuurverwarming en warmtepompen. Het kan regelproblemen veroorzaken.

Mede om die reden maakt de berekeningsmethode onderscheid tussen utiliteitsgebouwen die voldoen aan de nieuwbouweisen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en gebouwen die voldoen aan de eisen voor bestaande bouw.

Voor beide typen utiliteitsgebouwen zijn de volgende berekeningsmethoden opgenomen:
– Bepalen van het aansluitvermogen op basis van het schilverlies.
– Methode voor het bepalen van het per vertrek op te stellen vermogen.
– De bepaling van het benodigde vermogen/bijdrage aan een collectieve warmteopwekker.

Ruimtes hoger dan 4 meter

Naast de publicatie 53 voor de warmteverliesberekening in de utiliteit met ruimtes tot 4 meter wordt ook publicatie 57 opnieuw uitgegeven.

Publicatie 57 richt zich op de warmteverliesberekening voor ruimtes hoger dan 4 meter. Denk daarbij aan sporthallen of bouwmarkten. Ruimtes die vaak zijn voorzien van luchtverwarmers, stralingspanelen of vloerverwarming.

Beide publicaties zijn beschikbaar via BouwZo.nl.

Foto en bron: BouwZo.

Advertisment ad adsense adlogger