Tussen 1 januari 2016 en 1 januari 2019 was het aandeel leegstaande woningen ongeveer constant, namelijk 1 procent van het totaal. Tussen de dertig en veertig procent daarvan stond langdurig leeg. Woningleegstand vaak kortstondig.
Het percentage leegstaande woningen is tussen 2016 en 2019 gelijk gebleven
Het percentage leegstaande woningen was het grootst bij huurwoningen die niet in eigendom zijn van woningcorporaties. Dit blijkt uit onderzoek van het CBS.
Op 1 januari 2019 stonden 91,5 duizend woningen administratief leeg, waarvan 36 procent, ongeveer 33 duizend woningen, langdurig. Dit zijn woningen die op twee peildata met een tussentijd van een jaar administratief niet in gebruik waren, terwijl in die tussenperiode geen sprake is geweest van een substantieel energieverbruik. De leegstand wordt alleen gemeten voor woonruimten met een eigen toegang vanaf de openbare weg. Hieronder vallen vrijstaande woningen en flat- of portiekwoningen, maar ook studentenhuizen.
Het percentage leegstaande woningen is tussen 2016 en 2019 gelijk gebleven. In die periode was de absolute leegstand het hoogst op 1 januari 2017, met 98,5 duizend woningen. Het aantal woningen dat op dat moment langdurig leegstond, 32,4 duizend, was daarentegen na 2018 het laagst.
Het aantal woningen dat jaarlijks bij de woningvoorraad kwam door nieuwbouw en woningtransformaties was steeds hoger dan het aantal woningen dat langdurig leegstond. In 2018 was sprake van dertienduizend toevoegingen door transformaties, en bijna zevenenzestigduizend toevoegingen door nieuwbouw.
Gemeenten en langdurige woningleegstand
Bij een vijfde van de gemeenten lag het percentage administratieve woningleegstand op 1 januari 2019 boven de 1 procent. Het percentage woningen dat langdurig leegstond was in twee derde van de gemeenten afgerond 0 procent.
Op 1 januari 2019 hadden 33 van de 40 gemeenten in krimpregio’s te maken met een langdurige leegstand van 1 procent of hoger. In de overige regio’s was dat het geval bij een kwart van de gemeenten. In twee vijfde van de gemeenten met minder dan dertigduizend inwoners stond een of meer procent van de woningen langdurig leeg.
In de gemeenten met meer dan honderdduizend inwoners was dit minder vaak het geval: 1 op 5. Onder deze grote gemeenten met relatief veel langdurige leegstand vallen de drie grootste gemeenten; Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.
Woningleegstand en huursector
Van de woningen waarvan de eigendomsvorm bekend is, was het percentage administratieve leegstand op 1 januari 2019 het hoogst bij huurwoningen in de overige huursector, drie procent. Meer dan een derde van de leegstaande woningen en 42 procent van de langdurig leegstaande woningen vielen binnen deze categorie, die bestaat uit alle huurwoningen die niet van woningcorporaties zijn.
Dat is niet evenredig met het aandeel van overige huur in de gehele woningvoorraad, namelijk dertien procent op 1 januari 2019. In totaal gaat het om bijna 32 duizend leegstaande woningen in de overige huursector, waarvan 13,6 duizend een jaar eerder ook al leegstonden.
Huurwoningen met hoge WOZ-waarde
De leegstand onder huurwoningen is het grootst bij woningen met een bekende WOZ-waarde boven de 250 duizend euro. Op 1 januari 2019 waren er in Nederland 460 duizend van deze woningen. twee procent hiervan, meer dan 10 duizend woningen, stond leeg. Bijna vierduizend van deze woningen stonden een jaar eerder ook al leeg, zonder dat sprake was van substantieel energieverbruik. Het gaat om huurwoningen in eigendom van zowel woningcorporaties als overige verhuurders.
Meer dan een derde van de huurwoningen met een bekende WOZ-waarde boven de 250.000 euro stond in Amsterdam. De leegstand van dit type woningen was daar op 1 januari 2019 net als landelijk twee procent, en met veertienhonderd langdurig leegstaande woningen was het percentage langdurige leegstand zowel landelijk als in Amsterdam ongeveer een procent. Woningleegstand vaak kortstondig.