Taco van Hoek, directeur Economisch Instituut voor de Bouw (EIB), over de woningbouwmarkt
‘Krijgt de economie internationaal geen grote klappen meer te verduren, dan zijn de vooruitzichten voor de woningmarkt in Nederland goed. En zal er een gezonde groei plaatsvinden’, aldus Taco van Hoek, directeur van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB). Bouw & Uitvoering praat met deze algemeen econoom over de huidige problemen én de mogelijke oplossingen voor met name de woningbouwmarkt in Nederland.
Sinds 2006 is Taco van Hoek directeur van het EIB, hét instituut dat economisch inzicht geeft en ontwikkelingen analyseert in de bouw en de gebouwde omgeving. Voordat hij bij EIB ging werken, was Van Hoek onderdirecteur bij het Centraal Planbureau (CPB). Hij richtte zich op de economie en de fysieke omgeving, zoals de woningbouwmarkt. Wat maakt deze markt, of eigenlijk de bouw, zo interessant voor hem? ‘Het is een maatschappelijke sector. Immers, alles moet gebouwd worden’, legt Taco van Hoek uit. ‘De bouw heeft een belangrijke rol, gericht op onder andere de infrastructuur, de kwaliteit van de woonomgeving en het maatschappelijke en commercieel vastgoed. Het is een breed gebied. Ook de contacten met de overheid en het meedenken over het overheidsbeleid, spreken mij aan.’
Stevige vraag
Hoe staat de bouw er anno 2013 voor? Taco van Hoek antwoordt resoluut: ‘Slecht. We hebben vijf jaren achter de rug – met een kortstondige opleving in 2011 – waarin alles is teruggelopen. Kijk naar het dramatisch verlies aan werkgelegenheid. Veel bedrijven zijn failliet gegaan. Op dit moment is de weg omhoog er nog steeds niet.’ Dat klinkt niet best. Maar later in dit verhaal zal blijken dat er zeker hoop is.
We concentreren ons op de woningbouwmarkt. Momenteel is nog geen sprake van een serieus herstel, maar volgens Van Hoek ligt er wel een stevige vraag onder.
Hij legt uit: ‘De huishoudensgroei bepaalt het aantal woningen dat wij nodig hebben. In de afgelopen jaren zien we dat de productie van woningen duidelijk achterblijft bij de structurele huishoudensgroei. Grofweg zouden wij zo’n 70.000 woningen per jaar moeten bouwen. Dat zijn er nu ongeveer 50.000. Dat gaat al jaren zo. De markt verkrapt. Gevolg? We zien de bezettingsgraad per woning toenemen. En minder mensen stappen over van een sociale huurwoning naar een koopwoning. Echter, dit is een tijdelijk proces in crisistijd. Op het moment dat de markt weer aantrekt, zal er een inhaalvraag komen. Het kan hard omhoog gaan. Dat zien we in andere landen. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld staan alle signalen op groen. Op een gegeven moment is de bodem bereikt. Zal het herstel ‘van nature’ plaatsvinden.’