Oud gebouw, verse krachten
Oude monumentale panden die al jaren leegstaan. Bijna iedere gemeente kent het fenomeen. Een steen des aanstoots kan zo’n monument worden. Zonde om te slopen, te duur om op te knappen. Wat nu? Toch maar slopen? Valt er misschien nog wat aan te verdienen?
In Middelburg worden dergelijke oude gebouwen te lijf gegaan met behulp van jonge bouwvakkers. De ‘King George I’, een vervallen pand uit 1789 in het hartje Middelburg, wordt met behulp van leerlingen grondig gerestaureerd. Een voorbeeldtraject voor de rest van Nederland?
Rotte plekken
Middelburg is een historische stad, met veel oude gebouwen. De plaatselijke monumenten worden opgeknapt door Monumentenbeheer Middelburg, een bv met alle aandelen bij de gemeente. Zij heeft als visie te investeren in de ‘rotte plekken’ die de markt laat liggen in de stad. Johan Aalberts, naast wethouder ook lid van de Raad van Commissarissen van Monumentenbeheer Middelburg, legt uit: ‘We hebben verscheidene verpauperde gebouwen in het historisch centrum aangepakt. Deze geven we terug aan de stad, zonder winstoogmerk.’ Het meest recente project is de aanpak van het monumentale pand ‘King George I’. Een bijzonder project, omdat vanaf het eerste begin stagiairs intensief bij het project zijn betrokken. ‘Het pand stond al zeer lang te koop, niemand wilde het hebben. Wij hadden destijds, in 2012, wat minder projecten en hebben besloten ervoor te gaan. Des te meer omdat we zien dat de kennis en het aantal stageplekken in de bouw vanwege de recessie moeilijk te onderhouden zijn. Zowel klein als groot onderhoud wordt steeds uitgesteld. De kennis en kunde binnen het specifieke restauratievak loopt gevaar. We gaan dit project gebruiken als testcase om te zoeken naar manieren om kennis en kunde in het restauratiewezen te behouden en opleidingen te ondersteunen. De praktijk is de beste manier om te leren. Daar moeten dan wel mogelijkheden voor zijn. Zo kwam de gedachte bij ons op om hier een samenwerkingsproject van te maken, waarbij al heel vroeg in het traject leerlingen worden betrokken. En dan niet alleen in de uitvoering. Neem bijvoorbeeld een gootklos, iedere leerling kan daar wel een tekening van maken, maar waar en hoe die moet komen te zitten in een specifiek geval, wat daarvan de achterliggende gedachte is, daar komt meer bij kijken. Leerlingen komen daar vaak niet aan te pas. In die leemte moet dit project voorzien. We hebben gekozen voor een leer-werktraject, vanaf de inmetingen en de ontwerpen tot en met de uitvoering. Bij elk onderdeel van de keten worden stagiairs betrokken.’