Stenen aan touwtjes
Romeins architect Marcus Vitruvius Pollo schreef eeuwen geleden het boek Architectura libri decem. Hij was een van de meesters in het scheppen van binnenruimte, met name gewelven. Bij de Restauratie van Kasteel Montfort maakt men dankbaar gebruik van onder andere zijn kennis.
Kasteel Montfort is een historisch en landschappelijk baken. Door zijn lange historie in combinatie met de imposante verschijningsvorm van de huidige kasteelruïne bepaalt het al 750 jaar in sterke mate de identiteit van zijn omgeving. Stichting Kasteel Montfort, Stichting het Limburgs Landschap en de gemeente Roerdalen hebben hun krachten gebundeld om het kasteel en de bijbehorende uitgestrekte domeingoederen te ontwikkelen tot dé plek in de Euregio waar cultuurhistorie en landschap in samenhang worden gepresenteerd. Onder de titel ‘Heerlickheit Montfort’ is hiervoor een ambitieus masterplan opgesteld. “In 2009 deed zich een unieke kans voor”, vertelt Fedor Coenen, voorzitter van Stichting Kasteel Montfort. “De aanpalende agrariër stopte met zijn boerenbedrijf. Zijn 10 hectare huiskavel, die rondom het kasteel liggen, konden worden gekocht. We wisten dat er in de ondergrond van de hoofdburcht muurresten zaten van kelders. Dus zijn we in 2011 gaan graven. We vielen van de ene verbazing in de andere. Met een provinciale subsidie van 120.000 euro is het gelukt om de kelders in 2014 helemaal te ontgraven.”
Uitdaging
De kelders zijn gerealiseerd in 1342-1343, als onderdeel van de grote verbouwing in opdracht van hertog Reinoud II van Gelre. De keldermuren zijn van mergel, terwijl de voor de gewelven en de muurkolommen die ze dragen, baksteen gebruikt is. De kelder – met een riante hoogte van zo’n 3,9 meter – bestaat uit een centrale gang van ongeveer 24 meter lengte en 4 meter breedte, met aan weerszijden 10 insteekkelders, zo’n 3,5 meter breed en 3 meter diep.
Stichting Kasteel Montfort wilde de kelders graag restaureren en voor publiek openstellen. Gezien onder andere de bekendheid met restauratiewerkzaamheden werd LAUDY Bouw & Ontwikkeling als aannemer bij het project betrokken. “Toch was het voor ons deels het wiel opnieuw uitvinden”, zegt Francis Delissen, projectleider bij LAUDY. “De te restaureren kelders hebben haaks op elkaar geplaatste tongewelven, die 3D in elkaar gevlochten zijn. Geen kruisribgewelven, bekend van de kerken vanaf 1400. Die gewelven zijn een hele uitdaging voor de hedendaagse metselaars. Daar komt nog bij, dat het centrale tongewelf – van noord naar zuid – breder én hoger is als die van de zijkelders. Waar de gewelven elkaar kruisen, is het vanwege de stevigheid noodzaak de bakstenen in verband aan te brengen. Dat kan echter niet zomaar vanwege de afwijkende maten. Om van links naar rechts te komen, zijn er namelijk in het centraalgewelf meer stenen nodig dan in de zijkelders. Dus moesten we een nieuwe methode bedenken. Daarvoor hebben we wat proeven gedaan.”
Van touw en steen naar smal formeel
Het werd de zogenaamde ‘touwtjesmethode’. Delissen legt uit: “Dat is een oude methode uit de Romeinse tijd (red: zie de foto bij dit artikel). De touwtjes zijn er voor om de stenen op de plaats te houden, zolang de mortel nog zacht is. Op de mortel komt de steen met daar overheen het touwtje met een gewicht. De kracht in het touw zorgt er voor, dat de steen niet gaat schuiven. Voordeel van deze methode is, dat het gedeelte van de steen dat straks in het zicht komt, ook tijdens het metselen zichtbaar is. Het kost heel wat monnikenwerk om een gewelf zo rij voor rij op te bouwen. Alleen het eerste gewelf hebben we deels volgens deze methode gemaakt. Voor de andere gewelven is gezocht naar een snellere manier het gebruik van een formeel, een houten ondersteuningsconstructie onder het gewelf. De ‘touwtjes’ waren daarmee verleden tijd.”
Fedor Coenen vult aan: “De kelders zijn vroeger ook op formeel gemetseld, waarschijnlijk op heel grote. LAUDY heeft gekozen voor smalle formelen. Waarom?
We metselen met kalkmortel, dat de neiging heeft tussen de stenen en het formeel te kruipen. Haal je het formeel na verloop van tijd weg, dan zijn de stenen aan de onderkant allemaal besmeurd met uitgeharde kalkmortel. Op de oude muren zijn deze ‘baarden’ nog goed zichtbaar, wat een mooi bouwhistorisch gegeven is. Echter, we willen het contrast tussen het nieuwe en oude werk zichtbaar houden, oftewel geen ‘baarden’ op het nieuwe muurwerk. LAUDY gebruikt daarom smalle formelen. Ze bouwen er vier tot vijf rijen stenen op. Dan laten ze het formeel ‘schrikken’, even wegzakken. De stenen drukken zich vervolgens op hun plek. Via een rail met twee balken schuift het formeel weg. De nog niet uitgeharde ‘baarden’ op de nieuwe stenen worden daarna met een voegijzer gekrabd.”
De stenen die gebruikt worden voor de gewelven, komen uit het buitenland. Afkomstig uit oude panden, dus gerecycled. Door een iets andere kleisamenstelling dan de ‘historische’ stenen, zijn ze wat roder. “Dat is eigenlijk een voordeel, want ook zo ontstaat een subtiel verschil tussen oud en nieuw. Tegelijkertijd brengen we met het materiaal en de vorm van de nieuwe steen wel de sfeer en beleving van destijds terug. We wijken hiermee af van de momenteel heersende restauratieopvatting, een zeer bewuste keuze”, aldus Coenen.
De mortel voor het metselen is niet de ‘gewone’ mortel die de ENCI normaliter levert, vernemen we. Delissen: “Deze hardt te snel uit. Wij gebruiken een mortelrecept dat door onze ‘restauratiejongens’ uit ervaring is samengesteld. Wat er in zit? Grof geel bergzand, wat iets vettiger is, kalk, gips, traskalk en pannengruis. Gips voor het redelijk snel plakken van de steen. Met de toevoeging van kalk compenseren we het uitzetten van het gips.”
Oud en nieuw
In het keldercomplex ligt een betonvloer als basis. Om de vloer aan te passen aan de hedendaagse eisen en radiatoren in het complex te vermijden, wordt vloerverwarming aangebracht. Fedor Coenen vervolgt: “Omdat de kelders zo’n 3,9 meter hoog zijn, zullen bezoekers deze ruimtes niet snel als kelders ervaren. Het is echter een koud kunstje om er een natuurstenen vloer in te leggen en een paar wapens aan de muur te hangen, alsof het een ridderzaal is. Dat willen we niet. Het is onze bedoeling de bezoekers te laten ervaren hoe uitzonderlijk deze kelders zijn: ‘Als dit al die kelders waren, hoe moet die ridderzaal op verdieping er dan wel niet uit hebben gezien?’ Omdat het kelders zijn, moet je er geen dure vloer in leggen. Wij kiezen voor donkerrode/bruine boerenplavuizen van 20×20 centimeter, zogenaamde estrikken. Ze zijn gekocht bij de Stichting Materialen voor Monumenten en afkomstig uit slooppanden, gereinigd en gesorteerd door medewerkers van de sociale werkvoorziening.”
Het project is in alles een monument. Toch zit er ook zeker een modern aspect aan. Omdat de gewelven aan de bovenkant verdwenen waren en de keldervloer bij de sloop rond 1780 in zijn geheel gestript is tot op de natuurlijke zandbodem, kunnen leidingen en kabels voor onder andere verwarming, verlichting, water, riool en zelfs wifi verwerkt worden zoals in nieuwbouw. “In het keldercomplex komen ze boven de gewelven of onder de vloer. Het is niet nodig om de leidingen in de oude muren te frezen”, zegt Francis Delissen.
Opening
In dit artikel hebben we de belangrijkste, bijzondere bouwmethodes en de daarbij behorende bouwmaterialen besproken, die gebruikt zijn en worden bij de restauratie van het middeleeuws keldercomplex van Kasteel Montfort. Het publiek hoeft niet lang meer te wachten totdat zij eeuwen terug kunnen in de tijd. Naar verwachting wordt het complex rond 1 juli open gesteld. Zou Marcus Vitruvius Pollo er zijn goedkeuring aan geven?
Ga dan naar de Facebookpagina (Album: Restauratie Kasteelkelders 2015-2016)
Op de site van Kasteel Montfort vindt u meer achtergrond informatie over het keldercomplex.
Fimpjes en artikelen over de restauratiewerkzaamheden aan het keldercomplex:
Meer informatie vindt u bij het bedrijf LAUDY Bouw & Ontwikkeling b.v.. Ook te volgen via Twitter. Of lees het artikel uit het Dagblad de Limburger.