Er is de komende twee decennia zo’n 350 tot 400 miljoen euro rijksgeld per jaar nodig voor de krimpregio’s in Groningen, Fryslân, Gelderland, Zeeland en Limburg. Daarmee kan geïnvesteerd worden in de economie, de arbeidsmarkt, de woningvoorraad en de leegstand in deze gebieden. Dat schrijven de vijf provincies in hun visie ‘Nederland in balans; een nieuwe koers voor krimpregio’s’, gericht aan het Rijk.
De vijf provincies ervaren door de bevolkingsdaling in bepaalde gebieden, dat Nederland niet in balans is. Ze zien graag dat de economische mogelijkheden in de krimpregio’s beter worden benut. Op dit moment zetten de provincies zich samen met gemeenten in om de problemen in de krimpgebieden het hoofd te bieden. Maar ze kunnen het niet alleen: hulp van het Rijk is nodig, schrijven ze.
Multifunctionele voorzieningen
Het geld van het Rijk willen de provincies gebruiken voor onder meer de verbetering van de infrastructuur in de gebieden, werkloosheidsbestrijding (via her- en bijscholingstrajecten), een sloopfonds voor particuliere woningen en de herbestemming van leegstaande panden (zoals scholen of sportgebouwen). De provincies maken zich zorgen over het wegvallen van sociale en culturele voorzieningen, zoals dorpshuizen. De komst van grote multifunctionele voorzieningen op centrale plekken, kan uitkomst bieden, zo valt in het rapport te lezen.
Potentie voor grensgebieden?
De provincie Groningen kent drie krimpregio’s: De Marne, de Eemsdelta en Oost-Groningen. Andere gebieden in Nederland met vergelijkbare problemen zijn Maastricht-Heuvelland, Parkstad en de Westelijke Mijnstreek in Limburg, de Achterhoek in Gelderland, Zeeuws-Vlaanderen in Zeeland en Noordoost-Fryslân. Vier van de vijf krimpregio’s liggen aan de grens met Duitsland of België. De provincies wijzen op de vele economische mogelijkheden, wanneer de taalkundige, culturele en juridische barrières opgeheven zouden worden. Dat betekent bijvoorbeeld dat er een makkelijkere uitwisseling van arbeidskrachten kan plaatsvinden.