In Broeinest Amsterdam werd onlangs het RAU-ontwerp van Triodos Bank bekroond als Kantoorgebouw van het Jaar 2019 door Architectenweb. De jury prees onder andere ‘de interactie tussen gebouw(interieur) en het omliggende landschap’. Triodos Kantoorgebouw van het Jaar 2019.
Thomas Rau: “Gebouwen zijn slechts tijdelijke verzamelplaatsen van materialen”
Tijdens de Architectenweb Awards 2019 werden awards uitgereikt voor bijzondere architectuurprojecten in verschillende categorieën, zoals Woongebouw van het Jaar, Schoolgebouw van het Jaar en Kantoorgebouw van het Jaar. In deze laatste categorie won RAU Architecten vanwege ‘de fijne werkplek met respect voor de omgeving en milieu’.
Dit is terug te zien in de volledig glazen gevels, de bijna volledig houten draagconstructie en de remontabele materialen die online in Madaster geregistreerd zijn en losgeschroefd kunnen worden om zo nogmaals ingezet te kunnen worden in de toekomst.
Circulaire visie
RAU Architecten staat bekend om de circulaire manier van ontwerpen. Naast de Triodos Bank openden zij dit jaar het remontabele vogelobservatorium ‘Tij’. Ook dit volledig houten natuurkunstwerk is zonder waardeverlies volledig uit elkaar te halen.
Thomas Rau, hoofdarchitect RAU Architecten: “Deze prijs is een bekroning op de duurzame, circulaire visie die we naleven. Door materialen op te slaan in een online database zoals Madaster en door gebouwen remontabel te maken, zijn gebouwen slechts tijdelijke verzamelplaatsen van deze materialen. Door met deze visie gebouwen te ontwerpen en te bouwen kunnen we nog eeuwen genieten van dezelfde materialen.”
(Lees verder onder de foto.)
Samenwerking
De ontwerpteams van RAU Architecten en Ex Interiors zijn aan de slag gegaan in opdracht van Triodos Bank. EDGE heeft het complete proces gefaciliteerd. Aannemer is J.P. van Eesteren en installateur is Bosman Bedrijven. Tot slot zijn Arcadis en Copijn betrokken als tuin- en landschapsarchitecten en bomenspecialist.
Op 25 november nemen de medewerkers van Triodos Bank hun intrek in het gebouw.
Foto’s: Bert Rietberg
