Om het techniekonderwijs verder te ontwikkelen krijgen 45 regio’s in totaal ruim 231 miljoen euro, zo berichtte het ministerie zojuist. Dat is bijna 16.000 euro per leerling. De plannen voor beter techniekonderwijs zijn van vmbo-scholen, mbo’s en lokale en regionale bedrijven.
45 regio’s krijgen miljoenen voor VMBO techniekonderwijs, dat is bijna 16.000 euro per leerling
Springen
Minister Slob van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderwijs: “De arbeidsmarkt staat te springen om goed geschoold technisch personeel. Daarom hebben vmbo-scholen, mbo’s en het bedrijfsleven samen plannen gemaakt. De ambitie die daar uit spreekt is geweldig. Het enthousiasme spat van de pagina’s af.”
Plannen
De plannen verschillen erg per regio, van nieuwe technieklokalen tot technologie in het basisonderwijs. Waar in de ene regio een nieuwe gezamenlijke technieklocatie wordt opgezet, kiest een andere regio ervoor om vmbo-leerlingen praktijklessen te laten volgen bij bedrijven. Veel regio’s gaan ook op basisscholen aan de slag om leerlingen kennis te laten maken met techniek en technologie.
Verbetering
In totaal hebben 78 regio’s plannen ingediend om hun techniekonderwijs in de komende vier jaar verder te ontwikkelen. De regio’s waarvan de plannen nog niet zijn goedgekeurd krijgen tot 1 oktober de tijd om deze te verbeteren. In veel gevallen was de samenwerking nog niet voldoende ontwikkeld. Deze regio’s worden ondersteund bij het bijstellen van de plannen.
Regeling
De uitvoering van de plannen voor het VMBO techniekonderwijs worden betaald uit de 100 miljoen euro voor techniekonderwijs die in het Regeerakkoord zijn aangekondigd, de regeling ‘Sterk techniekonderwijs 2020-2023’ die het ministerie van OCW in september 2018 heeft gepubliceerd. Vmbo-scholen vinden daarin meer informatie over het aanvragen en verkrijgen van subsidie om samen met andere partijen in de regio een kwalitatief hoogstaand en dekkend aanbod van technisch vmbo te kunnen blijven realiseren.
De subsidie kan worden aangevraagd door samenwerkende partijen in de regio, waarbij een van de vmbo-vestigingen optreedt als penvoerder. Belangrijke voorwaarde is dat sprake moet zijn van co-financiering, voor ten minste 10% van het subsidiebedrag, door het bedrijfsleven.