De basis voor alle bouwwerkzaamheden
In Nederland wordt voor technisch bodemonderzoek al meer dan 75 jaar de sondeermethode toegepast. De grond in Nederland laat het gelukkig vrijwel altijd toe om met sonderen de gewenste diepte van 20 tot 40 meter of soms zelfs meer dan 60 meter te bereiken. In het begin werd alleen mechanisch gesondeerd; tegenwoordig wordt vrijwel uitsluitend nog elektrisch gesondeerd.
Bij het sonderen wordt een metalen sonde met een diameter van 36 mm met een snelheid van 20 mm per seconde de grond ingedrukt. Aan de onderzijde is de sonde voorzien van een kegelvormige stalen punt (conus). De conus heeft meestal een oppervlak van 1.000 mm2, maar er bestaan ook conussen met een puntoppervlak van 1.500 mm2. Tijdens het indrukken wordt de weerstand die de conus in de grond ondervindt en eventueel de wrijvingskrachten op de kleefmantel elke 20 mm geme ten. Het verloop van een sondering kan in de sondeerwagen (zie foto) op een beeldscherm worden gevolgd.
Hoewel sonderingen overal ter wereld worden toegepast, worden in Nederland ongeveer evenveel sonderingen gemaakt (meer dan 100.000 per jaar) als in de hele wereld bij elkaar. Na Nederland volgt België, met name Vlaanderen. Dit komt omdat in andere landen de grond meestal zo hard is dat een sondering niet mogelijk is. In die landen wordt vooral gesondeerd bij de aanleg van nieuwe wegen en spoorwegen. De nadruk ligt dan op het in kaart brengen van de dikte en de eigenschappen (grondparameters) van samendrukbare lagen. Het overgrote deel van de sonderingen in Nederland wordt uitgevoerd voor een funderingsadvies. Het aantal sonderingen is mede zo hoog, omdat in Nederland bij een funderingsadvies kleinere afstanden tussen de onderzoeklocaties (max. 25 meter) dan in andere landen worden gehanteerd.
Daarnaast worden sonderingen vooral uitgevoerd voor het ontwerp van bruggen, viaducten, wegen, tunnels, industriële installaties en waterbouwkundige constructies.
Interpretatie van sonderingen
Nederland kent bij het sonderen vier kwaliteitsklassen. Voor een funderingsontwerp kan worden volstaan met klasse 2 of 3 en soms 4 (laagste klasse). Voor het bepalen van de eigenschappen (grondparameters) van samendrukbare lagen wordt, afhankelijk van hoe slap deze lagen zijn, klasse 2 of zelfs klasse 1 (meest nauwkeurige meting) aanbevolen.
Het resultaat van een sondering is af te lezen uit een sondeergrafiek, waarin de conusweerstand tegen de diepte is weergegeven. Conusweerstanden van meer dan 2 à 3 MPa duiden veelal op zandlagen. Lagere weerstanden worden meestal in samenhangende lagen (klei, leem, veen) gemeten.
Tijdens het sonderen kan vlak boven de conus ook de plaatselijke wrijving tussen een gedeelte van de sondeerbuis en de grond worden gemeten. Door de plaatselijke wrijving uit te drukken als een percentage van de conusweerstand ontstaat het wrijvingsgetal.