Terwijl het voorkomen van klimaatverandering steeds hoger op de agenda komt, is de realiteit dat het klimaat al lang aan het veranderen is. Extreme hoosbuien, hogere temperaturen en lange perioden van droogte komen steeds vaker voor. De versteende steden kunnen de grote hoeveelheden water niet kwijt, met wateroverlast als gevolg. En in droge tijden houdt al dat steen de warmte juist vast, waardoor meer droogte en hittestress ontstaan. Preventie alleen volstaat niet meer: we moeten onze steden aanpassen aan de nieuwe werkelijkheid en daarmee rekening houden bij nieuwbouw.
De Nederlandse overheid ziet de bui al geruime tijd hangen. Zo riep het ministerie van Infrastructuur en Milieu (Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie) in 2014 publieke en private partijen op tot ondertekening van de Intentieverklaring Ruimtelijke Adaptatie. Overheden, bedrijfsleven, kennisinstituten, onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties gaven massaal gehoor aan de oproep. Samen trekken ze op in het zoeken naar passende oplossingen op weg naar een klimaatbestendig Nederland. Het verbeteren van dijken en duinen volstaat niet langer, ook in steden moet nu iets gebeuren. Als het aan de ondertekenaars ligt, zijn die net als de rest van Nederland, in 2050 klimaatbestendig.
De belangrijkste uitdagingen én oplossingen vind je in de gebouwde omgeving’
Integrale visie
De klimaaturgentie mag dan evident zijn, nog niet iedereen is ervan doordrongen. Of wil ervan doordrongen zijn, want extra of andere maatregelen zijn complicerend en kosten meer tijd, en dus extra geld. ‘Daar schrikken veel mensen voor terug’, weet Ellen van Bueren, hoogleraar Urban Development Management bij TU Delft. ‘Maar als het gaat om bouwen en infrastructuur neem je nu eenmaal langetermijnbeslissingen. Het is de moeite waard om daar wat meer tijd voor te nemen.’
Dat gebeurt in de praktijk niet genoeg, waardoor het nogal eens voorkomt dat verschillende oplossingen ad hoc worden toegepast, want aan technische mogelijkheden geen gebrek. ‘Niet verstandig, want die oplossingen werken op elkaar in. Als je het goed doet, versterken ze elkaar, maar soms wordt de verwachte opbrengst niet gerealiseerd, werken ze contraproductief of gaan ze ten koste van iets anders. Zo versterkt een groen dak het rendement van zonnepanelen, kan een (te) goed geïsoleerd huis tot verslechtering van het binnenmilieu leiden en vereist een smart grid veel apparaten en infrastructuur met daarin kritische materialen. Een integrale visie is met andere woorden noodzakelijk, ook met het oog op de verschillende ruimtelijke schaalniveaus. Want gebouw, straat, buurt, wijk, stad en regio vormen één geheel’, benadrukt Van Bueren.
Wel is er volgens haar iets te zeggen voor een lokale aanpak, zelfs tot op wijk- of straatniveau, omdat elk gebied(je) nu eenmaal zijn eigen context heeft, die van invloed kan zijn op de acceptatie van de gekozen oplossing door bewoners of op de effectiviteit ervan.
Wie is verantwoordelijk?
De vraag is wie er verantwoordelijk is voor klimaatadaptatie. Het klimaat is van iedereen. Of van niemand, het is maar hoe je het bekijkt. Moet er dan geen regelgeving voor komen? ‘Op deelgebieden is die er al wel, maar overheidsbeleid is veelal gebaseerd op vrijwilligheid en komt in overleg met de sector tot stand. In Nederland zijn we een beetje huiverig geworden voor geboden en verboden, maar misschien doen we daar soms iets te krampachtig over. Denk maar aan het rookverbod, dat heeft toch vrij soepeltjes tot een enorme omslag geleid. En als de verantwoordelijkheden zo diffuus zijn, zie je dat veel partijen in de samenleving zeggen: overheid, neem je verantwoordelijkheid, wij achten je daartoe gelegitimeerd.’
Toch kunnen ook bewoners zeker hun steentje bijdragen. Als het aan Operatie Steenbreek ligt, kan dat zelfs letterlijk; doel van deze alliantie van natuur- en milieuclubs is het vervangen van stenen door groen in tuinen. ‘Een heel mooi initiatief, waarbij het mes aan twee kanten snijdt: je vergroot het waterbergend vermogen én je reduceert het hitte-eilandeffect. Bovendien neemt de biodiversiteit in de stad toe’, aldus Van Bueren.
Rainproof
Amsterdam Rainproof is een stadsbreed programma dat de nadruk legt op gedeelde verantwoordelijkheid. ‘Natuurlijk moet de overheid iets doen’, stelt programmamanager Daniel Goedbloed. ‘Zij is zeker een van de belangrijke partijen, maar onze boodschap is dat iedereen aan klimaatadaptatie kan en moet bijdragen.’ Goedbloed is in dienst van initiatiefnemer Waternet, het Amsterdams watercyclusbedrijf, dat als enige in Nederland zowel afval- en regenwater als oppervlaktewater als drinkwater beheert. Het programma dat streeft naar een regenbestendige stad in 2050 draait los van Waternet; het bedrijf beperkt zich tot de rol van kennishouder.
Als er problemen zijn met water, kijken mensen in Amsterdam meteen naar Waternet, vertelt Goedbloed. Maar dat bedrijf gaat niet over de inrichting van de openbare ruimte noch over de gebouwde omgeving. ‘Terwijl daar juist de belangrijkste uitdagingen én oplossingen zitten.
Wat we met zijn allen bijvoorbeeld een beetje vergeten zijn, is dat niet alleen de gemeente, maar ook perceeleigenaren een zorgplicht voor hemelwater hebben: die horen regen op hun eigen terrein te verwerken. Pas als ze dat niet kunnen, mogen ze het door de gemeente laten afvoeren. Wij proberen eigenaren duidelijk te maken dat het ook veel aantrekkelijker is om daar zelf voor te zorgen, want het levert allerlei meerwaarde op. Je kunt het regenwater opvangen, gebruiken voor toiletspoeling, voor de tuin of anderszins benutten. Of je kunt een groen dak nemen: dat isoleert, houdt regenwater tijdelijk vast en in de zomer werkt het verkoelend. We zijn voortdurend bezig mensen en partijen te verleiden tot dit soort keuzes. En dat vind ik zelf het mooie aan dit programma: als je de juiste maatregelen neemt, krijg je een mooiere stad, waar het aangenamer toeven is.’
Amsterdam Rainproof heeft getekend voor de lokale variant van de Intentieverklaring Ruimtelijke Adaptatie. De naam doet vermoeden dat het hier uitsluitend gaat om regenoverlast, maar dat is vooral een strategische keuze: ‘Het is ons wel degelijk te doen om het klimaatbestendig maken van de stad, maar bij dat woord haken bewoners en bedrijven af. Bij “Rainproof” denkt iedereen: ja, natuurlijk moeten we daar iets aan doen!’
Een vijfkoppig programmateam legt contacten met allerlei partijen in de stad: zowel intern bij Waternet en de gemeente als met woningbouwcorporaties, buurtinitiatieven, bedrijven, zoals hoveniers en tuincentra, en niet in de laatste plaats bewoners. Het doel is de stad gezamenlijk en geleidelijk richting klimaatbestendigheid te transformeren. ‘Je denkt dan misschien aan verbreding van het riool, maar dat moet je niet willen: het kost kapitalen en je moet de hele stad opentrekken. En zelfs als je de buizen in omvang verdrievoudigt, ben je er nog niet, want “er is altijd een bui groter dan de buis.” In Amsterdam proberen we het water daarom een plek te geven door het tijdelijk op te vangen waar het valt. Dat betekent meer groen, wat tegelijkertijd hitte dempend werkt.’
‘Als je de juiste maatregelen neemt, krijg je een mooiere stad, waar het aangenamer toeven is’
Knelpunten en oplossingen
Om te kunnen inschatten waar de knelpunten zitten, is in 2016 met het nieuwe interactieve en integrale modelpakket 3Di Waterbeheer geanalyseerd waar hoeveel water op straat blijft staan bij een extreme bui. ‘Op plekken waar doorgang van hulp- en nooddiensten van belang is, werk je aan afvoer van water’, legt Goedbloed uit. ‘Dat kan soms heel simpel zijn. Je kunt er bijvoorbeeld voor zorgen dat de straat niet op afschot richting woningen ligt, maar richting een gracht. We kijken ook naar oplossingen als waterdoorlatende bestrating, verlaging van pleinen voor tijdelijke waterberging, goten en wadi’s.’
Op andere plekken, in zijstraatjes, is het minder erg als er tijdelijk water blijft staan. Daar is het bijvoorbeeld een kwestie van het straatprofiel zodanig aanpassen dat het water de huizen niet binnenloopt. ‘Zo zijn we bezig een soort blauwdruk van de hele bovengrond van de stad te maken: de Rainproof Oplossingenkaart. Zodat duidelijk is wat waar moet gebeuren en ingrepen in het grotere geheel passen. Op de knelpuntenkaart zien we waar de druk ligt, op de oplossingenkaart waar het naartoe moet.’
Integraal en pragmatisch
De aanpak in Amsterdam is integraal, maar tegelijkertijd pragmatisch: gebaseerd op het principe van meekoppelen. ‘We steken op alle niveaus tegelijk in. Daar waar fysieke ingrepen plaatsvinden, waar bijvoorbeeld bestrating of een rioolbuis vervangen wordt, waar een nieuw park komt, waar iemand zijn dak wil vervangen of zijn tuin op de schop neemt, daar werken we in één moeite door aan regenbestendigheid. Om dat te bereiken, moet je er allereerst voor zorgen dat iedereen zich van die noodzaak bewust is en dat je de werkprocessen in de stad erop inricht. Daar draait zo’n beetje het hele programma om: aan de ene kant bewustwording creëren en aan de andere kant werken aan verandering van gemeentebeleid en werkprocessen.’
Als iemand zijn tuin wil aanpakken, krijgt hij te maken met hoveniers of een tuincentrum. Die zijn vaak betrokken bij het programma en fungeren als intermediairs: ze wijzen klanten op de mogelijkheden om meer regenwater in de tuin op te vangen door aanleg van een vijver of vergroening. Zo heeft Rainproof samen met Tuinbranche Nederland een jaarlijks terugkerende campagne ontwikkeld: Natuurlijk! De watervriendelijke tuin!
Waterneutrale bouwenvelop
Klimaatadaptatie moet vanzelfsprekend ook bij nieuwbouw een uitgangspunt zijn. Daarom is in Amsterdam de waterneutrale bouwenvelop bedacht. De gemeente kan die inzetten op plekken met regenwaterknelpunten. Behalve aan duurzaamheid, uitstoot en energie, kan zij daarmee eisen stellen aan de verwerking van hemelwater. Een kavel moet gedurende een dag bijvoorbeeld 80 millimeter regenwater kunnen vasthouden. Waarna het afgevoerd mag worden naar oppervlaktewater of het riool. ‘Dat is ook een manier om de zorgplicht van de perceeleigenaar nieuw leven in te blazen. In dit geval is die plicht afgedwongen.’
City Deal
Ook de City Deal Klimaatadaptie komt voort uit de intentieverklaring van het ministerie van I&M. City Deals vallen onder Agenda Stad, een samenwerkingsverband van steden, rijksoverheid en maatschappelijke partners, gericht op groei, leefbaarheid en innovatie van Nederlandse en andere Europese steden. In dit geval hebben de gemeenten Amersfoort, Amsterdam, Breda, Den Haag, Dordrecht, Eindhoven, Gouda, Rotterdam, Zwolle, waterschappen en hoogheemraadschappen samen met private partners de handen ineengeslagen om door middel van pilotprojecten met en van elkaar te leren en – ook buiten Nederland – te laten zien dat een klimaatbestendige stad een aantrekkelijke en leefbare stad is.
Leon Dielen, hydroloog en senior adviseur bij Heijmans, is namens dat bouwbedrijf trekker van het thema klimaatbestendige gebiedsontwikkeling. ‘In september 2016 hebben we een werkplan opgeleverd. Allereerst bekijken we wat er al is. Zo zijn er verschillende methodieken waarmee je kunt afwegen hoe en of je klimaatrobuust zou moeten ontwikkelen. Tegelijkertijd, en dat is natuurlijk de reden waarom Heijmans erbij gevraagd is, zijn we bezig met concrete projecten waarin we klimaatadaptatie kunnen toepassen. Denk aan Hart van Zuid in Rotterdam en de nieuwbouwwijken Stadshagen in Zwolle en Westergouwe bij Gouda.’
Zoeken
Hart van Zuid, het Ahoy-gebied in Rotterdam, is een sterk versteend gebied. Daar valt op termijn wateroverlast, maar ook hittestress, te verwachten, denkt Dielen. ‘Aangezien zowel Rotterdam als wij de intentieverklaring getekend hebben, heb ik voorgesteld te bekijken wat de mogelijkheden zijn binnen het bestaande contract. Voor Zwolle geldt iets soortgelijks: een deel van de wijk is gerealiseerd en daar is nu al wateroverlast. Voor het nieuw te ontwikkelen deel zoeken we naar oplossingen om dat te voorkomen.’ Dat is nog een beetje zoeken. Want, legt Dielen uit, het bouw- en woonrijp maken ligt vaak bij de gemeente, terwijl de ontwikkelaar de bouw van de woningen voor zijn rekening neemt. ‘Om te voorkomen dat er overlast ontstaat moet je een integrale afweging maken. Maar de projectleider van de gemeente krijgt allerlei randvoorwaarden mee, zoals een – vaak strakke – planning en dito budget. Terwijl integraal afwegen juist tijd kost, want je moet overleggen met allerlei belanghebbenden. Daar moet je dus met elkaar uit zien te komen.’
Maatregelen hoeven op zich niet veel extra te kosten. Soms zijn ze zelfs voor hetzelfde geld te realiseren.
‘Het is geen rocket science: denk aan een holle in plaats van een bolle weg voor extra waterberging. Of leg een groenstrook verdiept in plaats van hoger dan de weg aan. Dat hoeft niet per se meer te kosten, het is vooral een kwestie van vooraf goed nadenken. Daarnaast is het van belang om methoden te vinden, waarmee je klimaatadaptatie in het proces kunt borgen.’
Good practice
Westergouwe bij Gouda is nog niet af, maar verdient als het gaat om klimaatadaptatie wel het predikaat good practice, al is het dan noodgedwongen. Waterveiligheid was hier vanaf het begin een belangrijk onderwerp. Dat heeft alles te maken met de locatie ten zuidwesten van Gouda: ‘Het is een nogal venig gebied op ongeveer het laagste punt van Nederland, maar de gemeente wilde uitbreiden en die grond was beschikbaar. Omdat de plek niet ideaal is, zijn er, zelfs vanuit de rijksoverheid, maar ook vanuit het waterschap en de gemeente, allerlei randvoorwaarden rond waterbeheer en waterveiligheid meegegeven. Zo ontstaat hier op macroniveau een wijk, waarbij heel goed is nagedacht over de watercomponent. En dat willen we op microniveau doorzetten, op deelwijk- en zelfs op woningniveau. En dan zie je dat de ruimtelijke kwaliteit fors toeneemt.’
In Westergouwe – een ‘soepbord’, valt te lezen op de website van Heijmans – wordt slim gebruikgemaakt van de omgevingskenmerken: water krijgt er vanaf het begin de ruimte door aanleg van een waterplas met drie wooneilanden. Door de rest van de wijk komt een brede groenstrook die uitkomt in de 45 hectare metende ‘GroenBlauwe zone’. Die voorziet in de benodigde natuur- en watercompensatie (17,3 ha). Een groot deel is straks toegankelijk als recreatiegebied voor de nieuwe bewoners, een ander deel kan tijdelijk onder water komen te staan, waardoor een plas-drasgebied ontstaat: goed voor de biodiversiteit. In het ontwerp is zelfs rekening gehouden met de kans op een dijkdoorbraak vanuit de Hollandsche IJssel, die bijna 7 meter hoger ligt dan de wijk in aanbouw. Een grote betonnen wand rond de wijk dient als golfbreker.
De les die hieruit valt te trekken: door klimaatadaptatie bij nieuwbouw vanaf het begin serieus mee te laten wegen, stuur je niet alleen aan op een klimaatbestendige wijk, maar creëer je bovendien kansen voor een aantrekkelijker leefklimaat.
Waakhond versus geldwolf
Het idee van een waterneutrale bouwenvelop vindt Dielen niet alleen positief: ‘Het voordeel is dat je klimaatadaptatie inderdaad geborgd hebt, meteen aan het begin van het proces. Maar het is nogal normgericht. Je loopt het risico dat ontwikkelaars daar braaf aan voldoen, maar zich vervolgens niet meer uitgedaagd voelen anderszins bij te dragen aan maatregelen.’ Dielen zou voor de wateropgave liever een kwalitatieve dan een cijfermatige norm zien, zoiets als het beeldbestek van vroeger. ‘Je wilt dat water iets toevoegt, waardoor huizen beter verkoopbaar zijn, waardoor mensen er prettiger en gezonder wonen. En dat is precies waar de City Deal voor staat: De publieke partijen hebben heel veel kennis over hun regio, dorp of stad, en de private partijen zijn meer van de technische knowhow. Door samen op te trekken krijg je 1 + 1 = 3. Dat moet kunnen, daar ben ik van overtuigd. Daarvoor heb je wel een opener cultuur nodig, op basis van vertrouwen: waarin je elkaar ruimte biedt voor vernieuwende ideeën. En we moeten natuurlijk ook dat patroon – ik zeg het maar even gechargeerd – van waakhond versus geldwolf zien te doorbreken.’
‘Het antwoord zal nooit beter worden dan de vraag’
Dikke strepen
Net als bij Amsterdam Rainproof gaat het ook hier om bewustwording en het verlaten van de platgetreden paden. ‘Zoek de samenwerking op en ga ook eens praten met partijen waaraan je in eerste instantie misschien niet zou denken’, tipt Dielen. ‘Ik kan prima technisch tekenen hoe je ergens water kunt afvoeren, maar als een architect of een landschapsarchitect dat met dikke strepen doet, spreekt dat toch net even meer aan.’
En, besluit hij: ‘Voor gemeenten, Rijkswaterstaat, waterschappen en provincies is het van belang dat we goed bedenken hoe je klimaatadaptatie optimaal kunt uitvragen. Want het antwoord zal nooit beter worden dan de vraag.’
Deltabeslissing en Intentieverklaring
Het manifest vormde aanleiding voor de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie (Deltaprogramma 2015): een afspraak tussen rijk, provincies, gemeenten en waterschappen om waterveiligheid en klimaatbestendigheid mee te nemen in ruimtelijke ontwikkelingen. Dit met het oog op een klimaatbestendig Nederland in 2050.’
Een jaar eerder kwam het ministerie van I&M met de Intentieverklaring Ruimtelijke Adaptatie en het verzoek aan ‘marktpartijen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en individuele overheden om samen een coalition of the willing te smeden als bekrachtiging van het manifest.’ Ondertekenaars van deze landelijke overeenkomst gaan een inspanningsverplichting aan tot 2020. Ook een regionale of lokale intentieverklaring behoorde tot de mogelijkheden.
Een stimuleringsprogramma ondersteunt de betrokken partijen met living labs, advies en themabijeenkomsten.
Tekst: Tanja Veenstra
Beeld: Heijmans en Merlijn Michon