Eerste voorbeelden gerealiseerd door De Groene Grachten
Het verduurzamen van historische panden, laat staan van monumenten, is nog altijd ongebruikelijk in Nederland. Hier en daar ligt een zonnepaneel op een Rijksmonument, maar de voorbeelden lopen nog niet te over. Er is behoefte aan visionairs en pioniers voor verantwoorde oplossingen.
Voorloper op dit gebied is de door Wubbo Ockels geïniteerde stichting De Groene Grachten, die als core business het verduurzamen van historische panden heeft. Onlangs werd voor het Tropeninstituut een oplossing bedacht om leegstand op duurzame wijze te exploiteren: door middel van een co-working space voor duurzame, internationale ondernemers.
‘Te ingewikkeld’, of: ‘beperkende wet- en regelgeving’. Dat zijn de twee veelgehoorde opmerkingen als het gaat over verduurzaming van historische panden. De wil is er, zeker bij pandeigenaren. En ook de landelijke politiek zet in op verduurzaming van gebouwen. Maar in de praktijk blijven monumenten en historische panden vaak grootverbruikers op het gebied van energie. Toen Wubbo Ockels lucht kreeg van de plannen van gemeente Amsterdam om 400 jaar Amsterdamse grachten in 2013 uitbundig te vieren, was zijn reactie: ‘dan kijken jullie hopelijk toch ook wel 400 jaar vooruit?’. Om te zorgen dat monumenten ook in de toekomst behouden blijven, is verduurzaming een belangrijke factor. Het verlagen van energiekosten kan besparing opleveren, die gebruikt kan worden om panden te renoveren. Ook kan het verduurzamen samengaan met onderhoud. Dat was het uitgangspunt.
Jonge honden
Met Wubbo Ockels had De Groene Grachten een uithangbord om u tegen te zeggen. Daarbij wilde Ockels per se onbevangen, jong talent betrekken, om de kar met hem te trekken. Hij kwam uit bij Suze Gehem, (onlangs verkozen tot ‘duurzame bouwvrouw 2015’), en Jelle Rademaker. Gehem was net afgestudeerd als industrieel ontwerper. Rademaker had net zijn master Industrial Ecology binnen. Een behoorlijk technische achtergrond dus, maar niet specifiek in de bouw. BU spreekt met laatstgenoemde. Waarom had Ockels die droom en waarom grachtenpanden? Waarom niet beginnen met het verduurzamen van jaren tachtig-woningen, dat zou toch meer opleveren en een groter effect bewerkstelligen? Het is een vraag die Jelle Rademaker meerdere malen voorbij hoorde komen. Maar dat was niet de ambitie van De Groene Grachten en Ockels, die in eerste instantie een signaal wilden afgeven. “Historische panden duurzaam? Als het hier kan, dan kan het overal”, is het citaat dat nog altijd prominent op de website van De Groene Grachten pronkt. Daarmee was het in eerste instantie een ideële organisatie. Ockels zocht jonge honden, onbevooroordeeld en feitelijk onbekend met de bouwwereld. Dat diende twee doelen, die in retrospectief beide zijn uitgekomen. Ten eerste de frisse blik, het ‘anders’ kijken. Een vereiste, gezien het wantrouwen van de markt voor het verduurzamen van monumenten. Ten tweede was jong enthousiasme, onbevangenheid, hét middel om bouwpartijen, van adviseur tot uitvoerder, duurzaamheidsorganisaties, erfgoedinstanties en de gemeente Amsterdam, gezamenlijk te doen geloven in het project.
Groene Menukaart
Voor zijn overlijden in 2014, zag Ockels nog juist één van zijn dromen verwezenlijkt worden: de realisatie van De Groene Menukaart, die online, open source, de basis laat zien van de mogelijkheden om een monument te verduurzamen. Het ‘bewijs’ dat het mogelijk is om ingewikkelde monumenten met een hoog energieverbruik te verduurzamen. De les die Rademaker uit het eerste jaar heeft geleerd, is dat het verduurzamen van monumenten een integrale aanpak vereist. Juist omdat sprake is van zoveel verschillende belangen, speciale wet- en regelgeving en soms technisch moeilijke opgaven, was het cruciaal dat alle partijen aan het begin van het project met elkaar rond de tafel zouden komen. Dat had wat voeten in de aarde. Verschillende bouwpartijen, en dus mogelijke concurrenten, samen aan tafel krijgen is één ding. Maar hoe zorg je ervoor dat ze vervolgens ook nog eens hun kennis en kunde open en bloot op diezelfde tafel leggen en met elkaar delen? Ook hier bracht het jonge enthousiasme uitkomst. Rademaker: “Wubbo zocht expres jonge mensen. Dat resulteerde in een unieke benadering. We hadden nergens belangen, geen gevormde visie op de bouw, maar wel een gedegen technische achtergrond.” Daarbij heeft de ideële achtergrond, de missie, het hogere doel, zeker geholpen om partijen enthousiast te krijgen, om te delen en van elkaar te leren. Grote spelers als netbeheerder Alliander en Philips, sloten zich aan als founding partners. Uiteindelijk zaten er meer dan 20 partijen met elkaar aan tafel. 7 founding partners, 7 kennispartners en nog een derde, maar niet minder belangrijke groep, met patijen als de Amsterdamse Monumentenzorg, het Nationaal Restauratiefonds en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. In werkgroepen werd gekeken naar de mogelijkheden tot verduurzaming per onderdeel: warmte, ict, isolatie & binnenklimaat, etcetera.
Verduurzaming vereist integrale aanpak
“We zaten dus met een heel aparte combinatie aan tafel. Een partij als monumentenzorg kom je normaal gesproken pas tegen bij het regelgevende gedeelte van een project. Die waren nu al bij de ontwikkelingsfase betrokken. Dat is erg belangrijk geweest”, zo legt Rademaker uit. Verduurzaming van monumenten, überhaupt verduurzaming, vereist een integrale aanpak. Dat is in één zin de conclusie die Rademaker getrokken heeft uit het beginjaar, 2013. Een les die al werd geleerd in de oriëntatiefase, toen rondvraag werd gedaan wat nu de belemmeringen waren, waarom verduurzaming van monumenten maar niet van de grond kwam. “Er ging teveel mis. Voor ons gevoel ontbrak de integrale aanpak. De keten functioneerde niet. Als je tien mensen een zin laat doorvertellen heb je bij de laatste persoon een andere zin. Maar als je tien mensen aan één tafel dezelfde zin vertelt, zitten ze op één lijn.” Een interessante rol was weggelegd voor Monumentenzorg. ‘Het kan allemaal wel, maar het mag toch nooit van Monumentenzorg’, was wat veel pandeigenaren in het begin zeiden. Die noemer ging in Amsterdam niet op, waar Monumentenzorg vanaf de beginfase was betrokken bij het project. ‘Veel mensen willen hun panden verduurzamen, dit is een trend die niemand kan ontkennen en waarop we willen aansluiten’ was dan ook hun reactie toen ze werden benaderd door De Groene Grachten. Verduurzaming kan een negatieve invloed hebben op een monument, door bijvoorbeeld verkeerde isolatie. Maar kan ook juist een positieve bijdrage leveren aan het behoud van een pand. Zeker waar onderhoudskosten van een monument de pan uitrijzen.
Pakhuis de Zwijger
Partijen en erfgoedinstanties die uit het verleden slechte ervaringen met elkaar hadden, werkten in het project goed samen. Gezamenlijk naar oplossingen zoeken, in plaats van vanuit de markt ideeën ontwikkelen, waar aan het eind een ambtenaar een kruis doorheen moet zetten. Meest recente voorbeeld is het nieuwe dak van Pakhuis de Zwijger, een Rijksmonument dat volledig met zonnepanelen is bedekt. Na de oplevering van de eerste grachtenpanden en het ontwikkelen van De Groene Menukaart, werd afscheid genomen van de founding partners en als ‘onafhankelijke’ stichting verder gegaan op de ingeslagen weg. De schaal werd verbreed naar heel Nederland, waar De Groene Grachten nu allerhande projecten van een integrale, adviserende aanpak voorziet. Daarbij proberen Gehem en Rademaker de jonge ondernemersgeest te bewaken, ook bij het ouder worden. Zo werd voor de verduurzaming van Pakhuis de Zwijger de ongebruikelijke weg van een prijsvraag opgezet. Met in de jury het hoofd van Monumentenzorg Amsterdam. Een uitgekookte zet. Onlangs werd door de winnaar van de prijsvraag een volledig met matzwarte zonnepanelen bedekt dak opgeleverd. Daarbij hielp het dat een jaar geleden de regel in Amsterdam werd afgeschaft die bepaalde dat een dak van een beschermd stadsgezicht slechts voor dertig procent met zonnepanelen bedekt mag worden. En dat terwijl vrijwel de gehele binnenstad van Amsterdam tot beschermd stadsgezicht behoort.
Vieze regels
Gemeenteraadslid Marijn Bosman was verantwoordelijk voor de afschaffing van de regel van maximaal dertig procent zonnepanelen per dak. De dertig procent regel stond in de Welstandsnota voor Amsterdam. “De ondertitel van de welstandsnota is: ‘de schoonheid van Amsterdam’. Maar het ging er bij mij niet in dat een dak dat voor dertig procent uit blauwe zonnepanelen bestaat, met aluminiumrand, mooier zou zijn dan een dak volledig bedekt met matzwarte panelen. Een gekke regel dus, overgenomen uit de regels voor dakkapellen, waarvoor dezelfde regel geldt. Men heeft gedacht, zonnepanelen liggen ook op het dak, dus laten we daar ook maar dertig procent voor hanteren.” Bosman diende een motie in voor afschaffing van de regel, maar werd bij het indienen ervan gewaarschuwd voor boze reacties van instanties als ‘de vrienden van Amsterdam’. “Maar de motie is unaniem aangenomen en ik heb nul boze reacties gehad.” Vaak loopt bestaande regelgeving achter op de nieuwste ontwikkelingen rondom duurzaamheid. De ontwikkeling van matzwarte, esthetische zonnepanelen is een voorbeeld van zo’n nieuwe ontwikkeling. Na afschaffing van de regel werden nieuwe richtlijnen ingesteld voor de toepassing van zonnepanelen, met daarin bepalingen voor de juiste aanpak op maat. Bijvoorbeeld dat zonnepanelen dezelfde kleur als het oorspronkelijke dak moeten hebben. Voor het opstellen van de bepalingen werd niet alleen met erfgoedinstanties overlegd, maar ook met architecten en maatschappelijke organisaties, waaronder De Groene Grachten. Bosman deelt het geloof van Rademaker dat het in dezen nodig is om verschillende partijen met elkaar aan tafel te zetten. “Ga niet alleen in gesprek met mensen die de regels maken, maar ook met mensen die de oplossingen bedenken. Architecten hebben bijvoorbeeld echt wel hart voor de historie van een pand.”
Legeskosten doorn in het oog
Zowel Rademaker als Bosman noemen de hoge legeskosten als drempel voor verduurzaming. Met name de hoge kosten voor het inbrengen van dubbel glas in monumenten. De grachtenpanden in Amsterdam hebben van oorsprong enkel glas. “Onmogelijk te isoleren”, aldus Bosman. “De regel is dat dubbel glas niet mag spiegelen. Als iemand nu dubbel glas wil aanbrengen, moet hij de gemeente betalen om een commissie van experts langs te laten komen. Die commissie bepaalt of de ramen spiegelen of niet. Daardoor worden de kosten voor dubbel glas vijf maal hoger dan normaal.”
De grote uitdaging is dus wet- en regelgeving die per monument een gepaste oplossing faciliteert. Er is aangetoond dat er generieke oplossingen zijn, die monumenten duurzamer en rendabeler maken. Maar hoe dit per pand wordt toegepast, waardoor geen afbreuk wordt gedaan aan het monument, is maatwerk en vereist een inhoudelijke blik. In het geval van Pakhuis de Zwijger heeft dit goed uitgepakt. Juist dat het hele dak werd bedekt en niet dertig procent, heeft ervoor gezorgd dat de oplossing niet opvalt en een esthetische, eenduidige uitstraling heeft gekregen. Bosman is er dan ook erg blij mee. Ze stuurde direct schriftelijke vragen in bij de gemeenteraad. “Wat kunnen we hiervan leren? Dit is het voorbeeldproject dat we nodig hadden. Het laat zien dat een mooie oplossing mogelijk is. Mensen van Monumentenzorg zullen minder snel schrikken, wanneer iemand aankomt met een vergunningsaanvraag voor zonnepanelen. Het is belangrijk om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om dit op te schalen.” Uiteindelijk is verduurzamen volgens Bosman een opgave van iedereen. Echter wordt vaak eerst naar anderen gewezen. “Monumentenzorg zegt: ‘er zijn maar 9000 monumenten in Amsterdam. Als je wilt verduurzamen, ga dan eerst maar eens praten met woningcorporaties’. De woningcorporaties zeggen: ‘Onze huurders zijn niet zo vermogend, begin maar eens bij de particulieren’. Terwijl die particulieren de eigenaren van de monumenten zijn. Wijs niet naar anderen, maar zoek oplossingen voor je eigen opgave. Soms doet Monumentenzorg dat al heel goed, soms kan er een tandje bij.”
Global Grounds@KIT
De pioniertijd is voor De Groene Grachten min of meer voorbij. Er is bewezen dat verduurzaming van monumenten op een integere wijze mogelijk is en marktpartijen pakken langzaam de handschoen op. De jonge honden zijn dus enigszins geïntegreerd in de bouwwereld, ware het niet dat een eigenzinnige kijk op verdienmodellen wordt doorontwikkeld. Het laatste grote afgeronde project is KIT Global Grounds. Het Koninklijk Instituut voor de Tropen, KIT, kampte met leegstand, verloor enkele jaren geleden haar subsidie, en moest op zoek naar een wijze om te voorkomen dat het gebouw en bijbehorende Tropenmuseum een financierings- en onderhoudsprobleem zou krijgen. Niet direct een moment om te investeren in duurzaamheid. Of toch wel? In intensieve samenwerking met De Groene Grachten werd een alternatieve oplossing gevonden. Niet zozeer het pand zelf is verduurzaamd, als wel de exploitatie van een deel ervan. Al op de eerste brainstormsessie met de directie van het KIT kwam het initiatief ‘Global Grounds’ naar boven. Een co-working space, waar duurzame, internationale, ondernemers elkaar ontmoeten op de werkvloer. Dit mes sneed aan vele kanten. Voor De Groene Grachten een oplossing om een nieuwe manier van verduurzaming van monumenten te ontwikkelen. Voor de internationale en duurzame ondernemers en zelfstandigen een unieke gelegenheid om laagdrempelig een netwerk van gelijkgestemden te ontmoeten. Daarbij kan naadloos worden aangesloten op het werk en de spirit van het Tropeninstituut, dat zich vanouds richt op internationale ontwikkeling, gezondheid en mensenrechten. En het Tropeninstituut heeft op haar beurt weer extra inkomsten, waarmee het monument onderhouden en verduurzaamd kan worden.
Open werkruimte
Dat is de gedachte. In eerste instantie een duurzame exploitatie, om daarna ook het pand zelf een verduurzaming te kunnen laten ondergaan. Inmiddels is de eerste stap afgelopen augustus afgerond, toen Global Grounds werd geopend in een flank van het immense pand van het KIT. In combinatie met draaijer+partners, gespecialiseerd in huisvesting en kantoren, werden zo’n 70 (flexibele) werkplekken gecreëerd op zo’n 600 vierkante meter. Open werkruimten waren een vereiste, om contact tussen de gebruikers te stimuleren. Maar in het monument mogen niet zomaar muren afgebroken worden. Bouwhistorisch onderzoek toonde aan dat het halve gebouw in de loop der tijd verpakt is, met gipswanden, weggewerkte plafonds en dergelijke. Op heel oude bouwtekeningen bleken deuren te zijn geweeest waar nu muren waren. De proef werd op de som genomen door op die plekken een gat in de gipsen muur te slaan. De deuropeningen bleken er nog te zitten, waardoor het pand in die zin nog meer ‘zoals vroeger’ is geworden en Global Grounds de gewenste open structuur kon krijgen. “Het is het eerste bedrijfsverzamelgebouw dat echt gericht is op internationale, duurzame ontwikkeling. En dat in het pand van een instituut waar dit al honderd jaar gebeurt.” Rademaker is zo trots op en tevreden met het resultaat, dat De Groene Grachten inmiddels zelf voor een deel vanuit Global Grounds opereert. Het pand wordt nu door het KIT zelf geëxploiteerd.
Cradle tot Cradle tapijt
Hij ziet dat de vraag voor dergelijke werkplekken leeft vanuit duurzame ondernemers, in Amsterdam en heel Nederland. Global Grounds is inmiddels vrijwel volgeboekt. Daarom wordt al gekeken naar uitbreiding. “Er resteren nog plekken met weinig natuurlijke lichtinval. Daar moet je misschien openingen in het dak maken om het voor huurders aantrekkelijk maken. Er wordt gedacht hoe dat in zo’n oud gebouw zou kunnen en mogen.” Niks geitenwollensokkenmentaliteit dus, maar zakeninstinct pur sang. Een groen zakeninstinct, dat wel. Ook de eerste stappen naar verduurzaming van het pand zelf zijn inmiddels gezet: De vloer wordt bedekt met cradle to cradle tapijt van Desso. De tl-verlichting zal worden vervangen voor een duurzame variant, gemaakt door mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt. Bovendien blijkt het KIT geschikt voor een WKO-oplossing, om de grote koelingsvraag van met name het museum op te vangen. Wat verdienmodel betreft wil Rademaker toe naar meer verantwoordelijkheid in de gebruikersfase. Dat is de uiteindelijke droom: het verduurzamen van panden combineren met een duurzame exploitatie. “We zijn nu van begin tot eind bij een project betrokken, maar het liefst wil ik niet meer betaald worden voor advies, maar uit de energiebesparing of exploitatie die wordt bereikt, dat we direct worden afgerekend op resultaat.” Een volgende stap is dus het ontwikkelen van juiste monitoring in de gebruikersfase. “Daarin moeten we nog veel meer ervaring opdoen. De gebruiksfactor is daarin belangrijk. Stel dat gezegd wordt: ‘we zijn nu lekker geïsoleerd, knal de verwarming maar op 22 graden’.”
Opschalen van verduurzaming
De Groene Grachten betrad als vreemde eend in de bijt de bouwwereld. Maar langzamerhand lijken zowel bouwpartijen als wet- en regelgeving de handschoen van verduurzaming van de meer dan 1,5 miljoen historische panden in Nederland op te pakken. Jaren tachtig-woningen verduurzamen kan natuurlijk ook prima, maar Rademaker blijft liever gericht op de potentie van oude gebouwen. Niet in de laatste plaats omdat daar veel te verduurzamen valt, zeker wat betreft verwarming en koeling. “Wij geloven in een grote potentie voor besparing, maar ook voor de markt, voor de bouw. Wat zou het mooi zijn om dit op grote schaal te kunnen doen. We hebben nu diverse voorbeeldprojecten afgerond, daarin een doorbraak bewerkstelligd, maar hoe schaal je dat op? Hoe schaal je op wat iedere keer weer maatwerk is?”De online menukaart is daarbij een begin. Die wordt, in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, landelijk gemaakt. Diverse gemeenten hebben zich gemeld voor de ontwikkeling van een eigen pagina binnen de landelijk site. De politiek lijkt de vraag die onder veel eigenaren van historische panden leeft, dus op te pakken. Ook gemeenten bezitten natuurlijk veel historische panden, waarvan de kosten soms geen sinecure zijn. Een goede gedachte daarbij is dat de ontwikkeling van gedegen oplossingen de komende vierhonderd jaar alleen maar sneller kan gaan dan de afgelopen vierhonderd jaar het geval was. Vooruitkijken blijft het devies, vraag dat maar aan de geestelijk erfgenamen van Ockels.