Midden in ’s lands grootste Vinexwijk, Leidsche Rijn, verrijst sinds 2004 het eigentijdse, door Adriaan Geuze en zijn bureau West8 met zwier ontworpen Máximapark. Het park ontpopte zich al snel tot kloppend hart van Leidsche Rijn. In de eerste plaats is dat te danken aan het flexibele ontwerp van West8. Zeker zo belangrijk is de betrokkenheid van de Vrienden van het Máximapark die samen met omwonenden, ondernemers en grote aantallen vrijwilligers het sociale cement ervan vormen. Sinds afgelopen september vormt de gemeente Utrecht samen met al die partijen een publiek-maatschappelijke parkorganisatie.
Adriaan Geuze: ‘Iedereen heeft verstand van parken’
Hoewel het Máximapark al op 5 juli 2013 officieel is geopend door koningin Máxima is het nog lang niet af. ‘De basis ligt er, maar parkontwerp is een langzaam vak’, legt landschapsarchitect Adriaan Geuze uit. ‘Zo hebben we een park van 2,5 hectare aan de Theems gerenoveerd: Jubilee Gardens. Daaraan hebben we tot de opening door de koningin 21 jaar gewerkt.
Het Máximapark kent een vergelijkbaar tempo, maar is met zijn 300 hectare vele malen groter. Daarvoor moesten we creatieve oplossingen bedenken.’
Inderdaad: hoe realiseer je zo’n groot park in een land waar grond kostbaar is en waar weinig geld is voor beheer? Een park waarvoor bovendien eerst alle tuinders onteigend moesten worden? Het internationaal opererende West8 uit Rotterdam, met een tweede kantoor in New York, won de ontwerpprijsvraag bijna twintig jaar terug dankzij gevoel voor realisme, denkt Geuze: ‘Driehonderd hectare is te veel voor een stadspark, terwijl Leidsche Rijn (beoogd aantal bewoners: 100.000/red.) zoiets wel nodig heeft.’ Hij richtte daarom grote delen van het park in met bijpassende functies, zoals sportvelden, moestuinen en bestaande natuur (Buitenhof) en bedacht daarbinnen een echt stadspark van zo’n 45 hectare (Binnenhof).
Aan het doel van parken is misschien niet veel veranderd, mensen doen er tegenwoordig wel andere dingen. Van ‘wandelplaatsen’ zijn parken door de jaren heen plekken geworden om naar de speeltuin te gaan met kinderen, te picknicken, een kop koffie te drinken en de hond uit te laten. ‘En vooral om deel uit te maken van de Zoo: where boy meets girl, waar je kunt gluren en kijken, waar meisjes laten zien hoe mooi ze zijn en de jongens zich vergapen,’ schildert Geuze een herkenbaar beeld van het grootsteedse park. ‘De laatste 15, 20 jaar zie je nog een grote verandering: het wandelen is steeds meer vervangen door joggen, hardlopen, skaten en fietsen. Je ziet mensen in de meest oogverblindende lycra outfits in groten getale rondrennen. Ik dacht altijd dat iedereen in dezelfde soort maillot liep, of hoe heet zoiets, maar er blijkt een wereld aan adembenemende sportmode achter te zitten, zelfs iemand als Stella McCartney doet eraan mee!’
Lint
Een nieuw aangelegd park biedt de mogelijkheid om in te steken op die tijdgeest en dat is precies wat Geuze heeft gedaan. Met een stoere, 6 meter brede track van asfalt die de buitencontour van het park volgt, geeft hij ruim baan aan de gezondheidsmanie die het zittend bestaan achter beeldschermen moet compenseren. Geuze: ‘De grap is dat het een snelweg is zonder gemotoriseerd verkeer. De middenstreep bestaat uit margrieten, de vette betonnen rand kreeg hetzelfde bloemmotief mee en in “parkeerhavens” staan banken. Wij wilden hier letterlijk de euforie van de freeway oproepen.’
Een brede groenstrook flankeert het 8 kilometer lange Lint. Daarmee is het in feite een park op zichzelf. Sinds de aanleg – in delen – wordt er intensief gebruik van gemaakt. De vrolijke anarchie die er heerst lijkt niemand te deren. Je kunt overal opstappen en eenmaal op het parcours, heb je altijd voorrang. Voor sporters zijn er digitale meetpunten (time points), zodat ze eenvoudig hun prestaties kunnen registreren. Tegelijkertijd biedt het parcours een veilige fietsroute voor kinderen.
Reuzenpergola
De Binnenhof had een duidelijke omheining nodig, zodat bezoekers er bewust bij stilstaan dat ze een andere omgeving binnenkomen. ‘Om diezelfde reden zijn oude stadsparken in landen als Frankrijk omgeven door fraaie hekken met koninklijke entrees.’ Nu ben ik binnen, hier is het zorgeloos toeven; iets dergelijks moet de bezoeker ervaren bij het passeren van de enorme ivoorkleurige Parkpergola die Geuze bedacht. Zo’n 900 meter van de geplande 4 kilometer zijn intussen aangelegd. Toen was het geld op. Geuze: ‘Geen probleem: ik zie mijn werk als surfen: komt er een golf, dan klim ik gauw op mijn plank en peddel naar de top om ervan te profiteren. Zijn er geen golven, dan wacht ik gewoon.’
Afgezien van een paar duidelijke ankers, zoals de Parkpergola, het Lint – het brede asfaltpad met groenstrook dat het hele park omsluit (zie kader) – en de herstelde Oude Rijn, kenmerkt het ontwerp zich door een hoge mate van pragmatiek, benadrukt Geuze. ‘Zo is de originele lintbebouwing, onder meer langs de Alendorperweg die het park doorkruist, gehandhaafd, net als de meeste waterlopen en de bestaande verkaveling. De al gebouwde randen van de nieuwe wijken namen we als globaal uitgangspunt voor de vorm van het park.’
Aan de andere kant wordt het ontwerp regelmatig aangepast aan nieuwe bestemmingen, zoals Castellum Hoge Woerd, een recente aanwinst in de zuidelijkste punt van het park. Precies op de plek waar 2000 jaar terug een Romeins fort stond, is in 2015 een modern castellum van hout verrezen (Skets Architectuurstudio). Het biedt ruimte aan een stadsboerderij, een theater met horeca, een cultuurhuis, een educatiecentrum van Stichting Utrecht Natuurlijk en een archeologisch museum. Pronkstuk is de bij graafwerkzaamheden ontdekte Romeinse rivierpraam, met de weinig poëtische naam ‘De Meern 1’.
Bij de inrichting van het park is gekozen voor optimaal gebruik van de zeer vruchtbare bodem, waarop tot voor kort de glastuinbouw floreerde. Geuze: ‘Die bodem – je zit hier op de stroomruggen van de Oude Rijn – is vergelijkbaar met die van Amelisweerd. Dat landgoed ten oosten van Utrecht werd eind achttiende eeuw omgevormd tot park, maar nu is het vooral een bos. Dat wilden we hier ook: zo maak je op een goedkope manier, met hulp van de natuur, een park. Het ontwerp is daarbij niet eens zo relevant, het gaat er vooral om dat je die honderdduizenden bomen plant. In feite zie je hier dus een bos in wording: over 100 jaar is het volwassen.’
Eigenaarschap
Voor het planten van bomen kun je een bedrijf inhuren, maar je kunt ook vrijwilligers mobiliseren. En dat is wat de stichting Vrienden van het Máximapark herhaaldelijk heeft gedaan. ‘Afgelopen winter nog hebben we zes zaterdagen lang met zo’n 30 tot 40 vrijwilligers 25.000 bomen geplant rond De Samenloop,’ vertelt voorzitter Johan de Boer. ‘Dat is een ontmoetingsplek, bedacht door landschapskunstenaar Paul de Kort.’ De Samenloop is een van de nieuwste aanwinsten van het park, gerealiseerd op verzoek van Lionsclub Vleuten-De Meern.
Een andere bijzondere plek is het ‘Gat van Serton’. Zonder buurtbewoner Henk Veldhuizen was dat er niet meer geweest. Hij kende deze voormalige zandwinput voor de tuinders nog van vroeger, toen de Vleutense jeugd er ’s zomers een duik in nam. De Boer: ‘Dat vond Geuze een mooi gegeven, dus heeft hij het teruggetekend. Er staan oude bomen omheen en een enorme bramenhaag, die zijn nu behouden gebleven. We hebben er ook een nestgelegenheid voor ijsvogels bij gemaakt.’
Een park ontwerpen ziet Geuze als een behoorlijk antropologische bezigheid: ‘Het gaat niet om hoogdravende avantgarde-ideeën. Een park maak je niet aan de tekentafel, je maakt het voor en met toekomstige gebruikers. Zeker wanneer het gebied in de bebouwde kom ligt, heb je altijd te maken met wensen van lokale gemeenschappen, politiek, maatschappelijke clubs en bedrijven.’
Andersom betrekt hij die ook graag bij zijn werk. Zo heeft Stichting Bouwloods Utrecht – ‘ambachtelijke houtbewerking door mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt’, in De Meern – de houten bruggen gemaakt die op de doorgaande binnenroute van het park liggen. ‘Ik was geïnspireerd door een replica van de zeventiende-eeuwse Nijubashi-brug die ik in het Tokyo Museum had gezien,’ vertelt Geuze. ‘Dat is de brug die door de beroemde Japanse prentkunstenaar en schilder Hiroshige is afgebeeld en later ook door Van Gogh is geschilderd. Na het nodige overleg en wat tests is het gelukt: de Bouwloods heeft zelfs diverse varianten van die brug gefabriceerd. Bewoners waren tot tranen toe geroerd dat de bruggen uit de houtwerkplaats in hun eigen wijk kwamen. Dat is een vorm van eigenaarschap die mij erg aanspreekt.’
‘Civil leadership’
Iedereen heeft verstand van parken, vindt Geuze: ‘De een omdat hij van bomen houdt, de ander omdat hij veel wandelt, de derde omdat hij kinderen heeft, de vierde omdat hij wel eens fietst en de vijfde heeft een hondje. We zijn kortom allemaal parkontwerper.’
De Vrienden nemen die uitspraak heel letterlijk. Zij zagen vanaf het begin toekomst in het park en zetten hun ervaring en talenten er met verve voor in. De Boer: ‘Veel mensen zeiden: Ach, dat wordt een weiland met een hek eromheen. Een jong park, dat kan niks zijn. Twaalf jaar verder is het voor makelaars een extra verkoopargument.’
Milieupionier Theo Kuijpers bracht de harde kern van de Vrienden in 2003 bij elkaar, nog voor de eerste boom de grond in ging (2004). De Boer: ‘Theo, die erg betrokken was bij Leidsche Rijn, wilde dat wij gingen doen wat niet tot de taken van de gemeente behoort: de programmering van het park. Wat kun je er allemaal mee doen en hoe maak – en houd – je het park aantrekkelijk voor iedereen?’
Omdat Leidsche Rijn veelal jonge bewoners trekt, worden er veel kinderen geboren. Een van de eerste initiatieven van de Vrienden was dan ook het “babybomenbos”: ‘Mensen die een kind kregen, konden een boom kopen en die zelf planten in de buurt van de Lelievijver. Zo kregen ze een persoonlijke band met het park.’
Al snel schoven de Vrienden aan bij de begeleidingscommissie die toenmalig projectmanager en kartrekker van het eerste uur Leen de Wit vanuit de gemeente had opgezet en raakten ze intensief betrokken bij de realisatie van het park. Geuze: ‘Deze mate van civil leadership overtrof mijn stoutste dromen. Een aantal gelijkgezinden die een vereniging opzet en zich in het weekend en de avonden zo dienstbaar maakt voor een nieuwe samenleving – dat ís Leidsche Rijn tenslotte – en ervoor zorgt dat het park hét bindende element wordt voor tienduizenden mensen: dat vind ik heel bijzonder!’
De Vrienden kwamen met tal van ideeën, vaak gevoed door omwonenden en andere betrokkenen. Zo kregen ze het voor elkaar dat zes platanen die op het Domplein moesten wijken voor Dom Under een nieuwe plek kregen in het park. Ze zorgden ervoor dat de monumentale Jeremiebrug, die plaats moest maken voor station Vaartsche Rijn, een tweede leven kreeg en maakten zich sterk voor een onderkomen in het park voor Landschapsbeheer Vleuten-De Meern: de Buitenplaats. ‘Naast andere taken verricht deze vrijwilligersvereniging met groot vakmanschap onderhoud in het park en heeft hier nu een mooie eigen stek,’ vertelt De Boer. ‘Architect Es van Ginkel, zelf woonachtig in het park, leverde het ontwerp voor niets.’
Een tuin in het park
Een van de verrassende ideeën die de Vrienden al snel ondersteunden was het ambitieuze plan van bewoner Marc Kikkert om binnen het park een Piet Oudolf-tuin aan te leggen. ‘Het uitgangspunt van Oudolf is dat een plant meer is dan zijn bloeiwijze’, licht Kikkert toe. ‘Ook de structuur, de bladvorm en -kleur en de vaak fraai gevormde zaaddozen zijn het bekijken waard. De “schoonheid van verval” noemt Oudolf dat, misschien zelfs van vergankelijkheid. Van hem heb ik geleerd dat ook vijftig tinten bruin in het late najaar prachtig zijn.’
De tuinarchitect is vooral in het buitenland bekend. Hij beplantte onder meer The High Line in New York, een immens populair stadspark op een in onbruik geraakte, verhoogde spoorlijn. In Nederland is daarentegen nauwelijks werk van hem te zien, afgezien van zijn privétuin in Hummelo. Kikkert: ‘Daarom wilde ik graag hier zo’n tuin maken, gratis toegankelijk voor iedereen en altijd open. Een bezielde ontmoetingsplek waar mensen tot rust en bezinning kunnen komen. Aangezien ik in Leidsche Rijn woon, was het Máximapark natuurlijk de aangewezen locatie.’
Oudolf was ervoor te porren, maar waarschuwde dat zoiets alleen haalbaar is voor doorzetters. En inderdaad: voordat er een schop de grond in ging waren er bijna drie jaar voorbij. Samen met de Vrienden is in die periode hard gewerkt aan fondsenwerving en het creëren van draagvlak. ‘Een groot geluk daarbij’, vertelt Kikkert, ‘doorslaggevend voor het welslagen van mijn idee, was dat Oudolf en Geuze het samen goed konden vinden. Ik ben er wel een beetje trots op dat ik die twee grootheden op Nederlandse bodem bij elkaar heb gebracht!’
Arbeid in plaats van geld
De social media deden wonderen. ‘Op onze Facebookpagina en Twitter reageerden veel mensen heel enthousiast op mijn droom, lang voordat de tuin een feit was.’ Via diezelfde weg hebben we ruim honderd man uit alle hoeken van Nederland gemobiliseerd voor de aanleg van de tuin. Voor het beheer spaart een vaste groep vrijwilligers jaarlijks zo’n 125.000 euro uit met hun werk, een van de redenen waarom de gemeente uiteindelijk akkoord ging met aanleg van de tuin. ‘Die groep bestaat uit een mix van omwonenden, van wie velen de naam Piet Oudolf aanvankelijk misschien niet eens kenden, en liefhebbers uit het hele land die juist speciaal op zijn naam afkwamen. Samen werken we elke zaterdagochtend en ’s zomers ook op woensdagavond in de tuin. De sfeer is prima en met vijftig vrijwilligers is er elke week wel een jarig, dus er is altijd taart.’
De 5.000 vierkante meter grote Vlinderhof, ligt er inmiddels fraai bij. Het succes van de tuin – straks een hortus conclusus, omgeven door metershoge hagen – is onverwacht groot. ‘In plaats van dat wij naar het buitenland moeten, komen nu de Amerikanen, Japanners en Australiërs hierheen. Behalve in de tuin zelf zijn ze geïnteresseerd in onze manier van werken met vrijwilligers. Die geven daarom tegenwoordig met regelmaat ook rondleidingen.’
De reacties van bezoekers zijn erg positief, maar er is één vraag die Kikkert niet meer kan horen: Waar zijn de vlinders? ‘Die zullen er vast steeds meer komen, maar de Vlinderhof is gewoon een eigennaam. Bezoekers van het Máximapark vragen toch ook niet steeds waar Máxima is?’
De slak en de fragmentatiebom
Het moge duidelijk zijn: de betrokkenheid vanuit de omgeving bij het park is groot. Daarom, en omdat de gemeente Utrecht steeds meer inzet op burgerparticipatie, is besloten het experiment van publiek-maatschappelijke samenwerking aan te gaan. Na twee jaar sleutelen en overleg is sinds afgelopen september (2016) een gezamenlijke parkorganisatie actief, verantwoordelijk voor het dagelijks reilen en zeilen van het park.
Herman Baartman (gemeente) en Martin Vastenhout (maatschappelijke partijen) hebben zich hier de afgelopen anderhalf jaar als kwartiermakers voor ingezet. Ze organiseerden diverse workshops voor de Vrienden, vrijwilligers en tal van andere betrokkenen, om de samenwerking met de gemeente te stroomlijnen en wederzijds begrip te kweken: een soort spoedcursus maatschappelijk initiatief en overheidshandelen. ‘Martin Vastenhout en ik gebruikten bewust clichébeelden om die twee partijen te typeren’, vertelt Baartman. ‘Aan de ene kant de aan regels gebonden ambtenaar, de “slak”, en aan de andere kant de bevlogen bewoner die er even snel een nieuw plan doorheen wil jassen: de “fragmentatiebom”. Dat werkt nog steeds erg goed, humor is een uitstekend bindmiddel. Het is sowieso ontzettend leuk om op deze manier met initiatiefnemers in de stad samen te werken.’
Informeel
Uit de workshops kwamen vier werkgroepen voort – communiceren, beheren, ontwikkelen en programmeren – waarin gemeente en maatschappelijke partners samenwerken. Elke werkgroep krijgt begeleiding van een expertkoppel: een medewerker van de gemeente en iemand uit maatschappelijke hoek. Baartman: ‘Zo willen we de vaart erin houden. Want standaardiseren betekent natuurlijk al gauw vertragen, en dat willen we niet. Het vertrekpunt is steeds: alles wat niet formeel geregeld hoeft te worden, organiseren we informeel. Om die reden hebben we geen nieuwe rechtspersoon in het leven geroepen en daarmee blijven we weg van complicerende verplichtingen als evenredige vertegenwoordiging.’
De parkorganisatie neemt een deel van de gemeenteverantwoordelijkheid over, in de zin dat zij bij nieuwe initiatieven of evenementen draagvlak moet creëren (en toetsen) en betrokkenen daarover moet informeren. ‘Vanzelfsprekend blijft de gemeente eindverantwoordelijk. We gaan uit van harmonie en consensus, maar bij knelpunten beslist het College.’
Een punt van aandacht is de financiële kant van de zaak: ‘Waar de maatschappelijke partijen, de Vrienden voorop, hun eigen fondsen aanboren, zijn ze vrij om dat geld als private partij naar eigen inzicht uit te geven. Geld dat de gemeente investeert moet daarentegen altijd door de gemeenteraad zijn toegekend en volgens vaste procedures worden uitgegeven, met het oog op rechtvaardige verdeling. Hoe kun je nu de ene soort geld samen laten gaan met de andere zonder dat het al te ingewikkeld wordt? Ik hoop dit snel technisch op orde te krijgen en te volstaan met een paar simpele spelregels voor alle betrokkenen’, besluit Baartman.
Waar het geld ook vandaan komt, het park ontwikkelt zich steeds verder, organisch en volgens de behoeften van het moment, maar wel onder het toeziend oog van een club toegewijde schatbewaarders. Geuze: ‘Zij slaan daarmee al een brug naar de toekomst, naar de erfenis die dit park voor volgende generaties zal zijn.’
Fotocredits
Openingsfoto en foto’s in de tekst: Tanja Veenstra
Kaderfoto: Johan de Boer