De komende decennia staat Nederland voor een enorme opgave om de civiele infrastructuur te vernieuwen. Vervanging en renovatie is een essentiële voorwaarde om Nederland veilig, bereikbaar en leefbaar te houden, bericht TNO.
“Jaarlijkse kosten voor infrastructuur lopen op van ruim 1 naar 3,4 miljard euro over 20 jaar”
De uitgaven voor vernieuwing van de infrastructuur bedroegen 1,1 miljard euro in 2021. TNO verwacht voor volgend jaar dat de jaarlijkse kosten verdubbelen en over 20 jaar 3,4 miljard per jaar zullen zijn. Aan het eind van deze eeuw lopen de verwachte kosten op tot 3,7 miljard per jaar.
Rapport TNO
Dat blijkt uit het 2e Landelijk Prognoserapport Vernieuwingsopgave Infrastructuur dat TNO publiceerde. Op verzoek van de Rijksoverheid, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) bracht TNO de omvang van de vernieuwingsopgave, na een eerste versie in 2021, opnieuw in kaart.
Bijna 4 miljard euro per jaar eind deze eeuw
Gezamenlijk beheren het Rijk, 12 provincies, 342 gemeenten en 21 waterschappen onder meer 141.000 km wegen, 5.700 km vaarweg, 7.000 km spoor en tienduizenden civiele constructies zoals bruggen, viaducten, sluizen, stuwen en gemalen met een totale waarde van 347 miljard euro.
Deze infrastructuur veroudert en nadert het einde van de levensduur. Het gebruik ervan is intensief en bovendien vaak zwaarder dan destijds bij de bouw voorzien. In 2021 werd voor 1,1 miljard euro gerenoveerd en vervangen* terwijl de verwachte jaarlijkse kosten gaan oplopen van ongeveer 2,4 miljard euro per jaar in de periode 2021 – 2030 naar 2,9 miljard in de jaren 2030 – 2040. Vanaf 2040 zullen de jaarlijkse vernieuwingskosten jaarlijks naar verwachting meer dan 3 miljard euro bedragen tot circa 3,7 miljard euro aan het eind van deze eeuw. De totale kosten van de vernieuwingsopgave tot 2100 worden geraamd op 260 miljard.
Opgave bij gemeenten
Na het eerste prognoserapport spraken vertegenwoordigers van de gemeenten, provincies en de landelijke beheerders af om periodiek een update van de prognose te maken zodat de resultaten elke keer completer en nauwkeuriger worden.
TNO heeft deze keer een nauwkeuriger analyse kunnen maken van de verschillen in kosten bij type beheerders. Het grootste deel van de geprognosticeerde kosten, circa 55 procent, blijkt bij de gemeenten te liggen.
Vergeleken met de uitgaven van 0,5 miljard in 2021, verdubbelen de jaarlijkse kosten voor gemeenten naar 1,3 miljard in de komende tien jaar. Daarna stijgen de kosten verder tot 1,8 miljard in de periode 2031 – 2050. Deze stijging komt vooral omdat de gemeenten het merendeel van de civiele constructies (meer dan 80 procent) beheren in Nederland. Van de totale geprognosticeerde kosten ligt verder ongeveer 9 procent bij provincies, 13 procent bij waterschappen en 23 procent bij landelijke beheerders Rijkswaterstaat en ProRail.
Nauwkeuriger prognose
Naast de getalsmatige analyse van de vernieuwingsopgave voor de infrastructuur heeft TNO ook 20 prognoses inhoudelijk bestudeerd. Opvallend is dat meer dan de helft van deze prognoses niet verder kijkt dan 50 jaar, terwijl de levensduur van veel objecten 60 tot 80 jaar is. Bovendien ontbreekt het nog vaak aan consistente gegevens over objectbouw-jaren, levensduur en kostenkengetallen.
Tot slot, zijn er veel beheerders die niet beschikken over een eigen prognose van de vernieuwingsopgave, dit geldt vooral voor de gemeentes en provincies. TNO beschikte over 12 prognoses van de 342 gemeenten en vier van de twaalf provincies. Hierdoor is het inzicht in wat de vernieuwingsopgave voor de verschillende type beheerders betekent nog beperkt.
TNO adviseert beheerders dan ook om betere prognoses voor de vernieuwingsopgave te maken, dit geldt vooral voor gemeenten en provincies die dat nog niet hebben gedaan. Op basis hiervan kunnen beheerders zich beter voorbereiden om de opgave daadwerkelijk uit te voeren.
Enorme klus
TNO wijst erop dat de vernieuwingsopgave op zichzelf al een enorme klus is met knelpunten in de bouwsector zoals de tekorten aan arbeidskrachten en bouwmaterialen en de stijgende prijzen. Daarbij komt nog de uitdaging om de noodzakelijke vervanging en renovatie in toenemende mate klimaatneutraal uit te voeren dus met zo min mogelijk uitstoot van CO2 en stikstof en met zoveel mogelijk circulair bouwen met hergebruik van materialen. Het is daarom volgens TNO belangrijk om nog meer in actie te komen.
Aanbevelingen TNO
In het rapport doet TNO een aantal aanbevelingen voor de beheerders van infrastructuur:
• Verhoog de urgentie bij beheerders om de vernieuwingsopgave beter inzichtelijk te maken, financieel voor te bereiden en de opgave daadwerkelijk uit te voeren, vooral bij gemeenten en provincies.
• Verbeter het inzicht in de aard en omvang van de vernieuwingsopgave door langetermijnprognoses te maken, prognosemethoden te herzien en richtlijnen voor het opstellen van prognoses te ontwikkelen.
• Stimuleer samenwerking tussen beheerders op verschillende bestuursniveaus en creëer een integrale aanpak vanuit ministeries om effectieve regie te bevorderen.
• Maak een koppeling tussen lange termijn prognoses en de Nota Infrastructurele Kapitaalgoederen voor een mogelijk effectieve aanpak van de vernieuwingsopgave.
• Overweeg de oprichting van een vernieuwingsfonds voor de civiele infrastructuur (vergelijkbaar met het hoogwaterbeschermingsprogramma) om financiële middelen te verschaffen voor de vernieuwingsopgave en de bevordering van productiviteitsverhogende maatregelen.
• Bied handelingsperspectief voor de vernieuwingsopgave door in te zetten op innovatieve werkwijzen.
* “Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2023” van EIB.
Lees ook:
Hoe gaan we om met zeespiegelstijging en verzilting.